ECLI:NL:OGEAA:2017:155

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
8 maart 2017
Publicatiedatum
10 maart 2017
Zaaknummer
A.R. nr. 1031 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Pensioenverevening en redelijkheid en billijkheid in huwelijksgemeenschap

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, vorderde de man, die in algehele gemeenschap van goederen was gehuwd met de vrouw, een verklaring voor recht dat hij aanspraak maakte op de helft van de contante waarde van het ouderdoms- en nabestaandenpensioen van de vrouw. Het huwelijk was op 4 april 1995 ontbonden en de man stelde dat de pensioenrechten van de vrouw deel uitmaakten van de huwelijksgemeenschap en derhalve voor de helft aan hem toekwamen. De vrouw voerde verweer en stelde dat de verdeling van haar pensioen in strijd was met de redelijkheid en billijkheid.

De rechter oordeelde dat, hoewel de man recht had op een deel van de pensioenrechten, de omstandigheden van het geval meebrachten dat verrekening van de pensioenrechten achterwege moest blijven. De vrouw had een inkomen dat onder het bestaansminimum lag, terwijl de man een eigen bedrijf had en samenwoonde met een partner die inkomen uit arbeid genereerde. Gezien deze ongelijkheid in financiële posities, werd de vordering van de man afgewezen. De man werd bovendien veroordeeld in de kosten van de procedure, welke op nihil werden gesteld.

Het vonnis werd uitgesproken op 8 maart 2017 door mr. Y.M. Vanwersch, rechter in dit gerecht, en is een belangrijke uitspraak met betrekking tot de toepassing van redelijkheid en billijkheid in pensioenverevening na echtscheiding.

Uitspraak

Vonnis van 8 maart 2017
Behorend bij A.R. nr. 1031 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[de man],
te Aruba,
eiser, hierna ook te noemen: de man,
gemachtigden: de advocaten mrs. C.A.P. Schröder en J.J. Steward,
tegen:
[de vrouw],
te Aruba, [adres]
gedaagde, hierna ook te noemen: de vrouw,
procederend in persoon.

1.HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 19 oktober 2016;
- de brief met producties zijdens de man, ingediend op 10 november 2016;
- de brief met producties zijdens de vrouw, ingediend op 14 november 2016;
- de aantekeningen van de griffier ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 16 november 2016.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
De man en de vrouw zijn op 29 december 1975 in algehele gemeenschap van goederen gehuwd, welk huwelijk op 4 april 1995 is ontbonden.
2.2
Bij notariële akte van 23 juli 1997 is de huwelijks goederen gemeenschap verdeeld. In deze notariële akte is geen kwijtscheldingsclausule opgenomen ten aanzien van het ouderdoms- en nabestaandenpensioen van partijen.
2.3
Bij brief van 17 januari 2013 verzoekt de man het Algemeen Pensioenfonds Aruba (hierna: APFA) hem te informeren omtrent zijn toekomende pensioenaanspraken.
2.4
Op 6 juli 2015 bericht APFA de man dat de contante waarde berekening van het ouderdoms- en weduwenpensioen van de vrouw tot het moment van de ontbinding van het huwelijk Afl. 120.565,38 bedraagt.
2.5
Bij brief van 10 november 2015 is de vrouw (nogmaals) verzocht de door APFA vereiste machtiging op te stellen c.q. te ondertekenen. De man sommeert de vrouw om dit alsnog binnen tien dagen te doen.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
De man vordert - uitvoerbaar bij voorraad - verklaring voor recht dat de man aanspraak maakt op de helft van de contante waarde van het ouderdoms- en nabestaandenpensioen van de vrouw dat is opgebouwd gedurende het huwelijk tot de datum van echtscheiding. Verder vordert de man primair de vrouw te veroordelen tot betaling van de helft van de contante waarde van het gedurende het huwelijk tot de datum van echtscheiding opgebouwde ouderdoms- en nabestaandenpensioen op straffe van een dwangsom, subsidiair de vrouw te veroordelen om APFA onherroepelijk te machtigen om na ingang van het ouderdomspensioen maandelijks een bedrag gelijk aan het aandeel van de man in de opgebouwde aanspraken overmaakt op straffe van een dwangsom en meer subsidiair de vrouw te veroordelen om maandelijks een bedrag na ingang van het ouderdomspensioen beschikbaar te stellen aan de man, gelijk aan het deel van de man in de opgebouwde aanspraken, op straffe van een dwangsom en met veroordeling van de vrouw tot vergoeding van de proceskosten.
3.2
De man grondt de vordering erop dat de pensioenrechten van de vrouw deel uitmaken van het huwelijksgemeenschap en voor de helft aan hem toekomen.
3.3
De vrouw voert hiertegen verweer. Zij stelt, samengevat, dat verdeling van haar pensioen in strijd is met de redelijkheid en billijkheid.

4.DE BEOORDELING

4.1
Nu partijen in algehele gemeenschap van goederen gehuwd waren, behoren de door hen tot de ontbinding van hun huwelijk opgebouwde (voorwaardelijke) rechten op ouderdoms- en weduwenpensioen tot de ontbonden huwelijksgemeenschap (Boon/Van Loon-arrest, HR 27-11-1981, NJ’ 82, 503). Bij beantwoording van de vraag of en in hoeverre verrekening van pensioenrechten in een bepaald geval dient plaats te vinden heeft de rechter een grote mate van vrijheid. Hierbij kunnen, gelet op de omstandigheden van het geval, de eisen van redelijkheid en billijkheid meebrengen dat verrekening van pensioenrechten achterwege blijft (HR 13 juni 2014, ECLI:NL:PHR:2014:237). In deze procedure zijn, nu de vrouw geen eis in reconventie heeft ingediend, alleen de door de vrouw opgebouwde rechten op ouderdom- en nabestaandenpensioen aan de orde.
4.2
Bij de vraag of verdeling achterwege dient te blijven op grond van de redelijkheid en billijkheid, dienen alle omstandigheden - zowel afzonderlijk en in onderling samenhang beschouwd - betrokken te worden. Hiertoe wordt als volgt overwogen. De vrouw heeft onweersproken gesteld dat zij met haar pensioen en AOV-uitkering een inkomen heeft dat nog beneden het bestaansminimum ligt, dat een deel van de premie voor haar pensioen in 1999 (derhalve na de ontbinding van het huwelijk) is betaald, dat de man zijn eigen pensioen heeft afgekocht, de man een eigen bedrijfje heeft en daarmee nog inkomen genereert en de man samenwoont met een partner met inkomen uit arbeid. In het licht van deze feiten en omstandigheden is het gerecht van oordeel dat de financieel/economische positie van de man rooskleuriger is dan die van de vrouw en is pensioenverdeling in strijd met de redelijkheid en billijkheid. Dit heeft tot gevolg dat de vordering van de man afgewezen wordt.
4.3
Nu de vordering van de man wordt afgewezen, wordt hij in de kosten van de procedure veroordeeld, welke op nihil worden gesteld.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
5.1
wijst het gevorderde af;
5.2
veroordeelt de man in de kosten van de procedure en stelt deze op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 8 maart 2017 in aanwezigheid van de griffier.