ECLI:NL:OGEAA:2018:245

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
2 mei 2018
Publicatiedatum
8 mei 2018
Zaaknummer
AR no. 2043 van 2008
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herbeoordeling van eindbeslissingen in civiele procedure inzake nalatenschap en schenking

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, hebben de eisers, die deelgenoten zijn in de nalatenschap van wijlen [naam], een verzoek ingediend om terug te komen op eerdere eindbeslissingen die zijn genomen in een tussenvonnis van 10 februari 2016. De eisers, vertegenwoordigd door mr. E.J.M. Lotter Homan, stelden dat zij slecht vertegenwoordigd waren en dat hun verweer onjuist en onvolledig was verwoord. Het gerecht heeft de eisers de gelegenheid gegeven om inhoudelijk te reageren op de nieuwe stellingen van de gedaagde, die ook een akte had ingediend na het tussenvonnis. De gedaagde, vertegenwoordigd door mr. G.W. Rep, had nieuwe argumenten aangedragen en verzocht om heroverweging van de eindbeslissingen.

Het gerecht heeft echter geoordeeld dat de nieuwe stellingen van de gedaagde te laat zijn ingediend en dat deze buiten beschouwing moeten worden gelaten. Het leerstuk van terugkomen op een bindende eindbeslissing is niet bedoeld om omissies van een partij te herstellen. De eindbeslissingen zijn genomen op basis van de stellingen en verweren van partijen, en er was geen grond voor heroverweging. Het gerecht heeft ook geoordeeld dat de argumenten van de gedaagde over de schenking van een woning niet tot een heroverweging van de eindbeslissing leiden, omdat de gedaagde onvoldoende verweer heeft gevoerd.

De zaak is verwezen naar de rol voor opgave van verhinderdata en getuigenbewijs. Het gerecht heeft de eisers toegestaan om getuigenbewijs te leveren van hun stelling dat de gedaagde gelden heeft geïncasseerd uit hoofde van lastgeving voor wijlen [naam]. De verdere beslissing is aangehouden, en de zaak zal op 16 mei 2018 opnieuw worden behandeld.

Uitspraak

Vonnis van 2 mei 2018
Behorend bij AR no. 2043 van 2008
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:
1.
[Eiseres 1],
2.
[Eiseres 2],
3.
[Eiser 3],
4.
[Eiseres 4],
5.
[Eiseres 5],
in hun hoedanigheid van (mede) deelgenoten in de nalatenschap van wijlen [naam] (oorspronkelijk eiser),
allen wonende te Aruba,
eisers sub 1 t/m 5,
hierna te noemen: [“Eisers”],
gemachtigden: mr. E.J.M. Lotter Homan,
en
6. de vennootschap naar vreemd recht
PINOLE HOLDING INC.,
gevestigd te Panama,
eiseres sub 6 na tussenkomst,
hierna te noemen: “Pinole”,
gemachtigden: mrs. E.J.M. Lotter Homan en M.L.J.J.P. Willems,
tegen:
[Gedaagde],
wonende in Aruba,
gedaagde,
hierna te noemen: [“Gedaagde”],
gemachtigde: thans mr. G.W. Rep.

1.DE VERDERE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot en met 17 januari 2017 blijkt uit het tussenvonnis van die datum. Op 27 februari 2017 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden.
1.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
[Gedaagde] had bij akte na tussenvonnis van 7 december 2016 en daarop voortbordurend bij akte uitlating producties, bijgestaan door een andere gemachtigde, nieuwe stellingen ingenomen en het gerecht verzocht om terug te komen op bepaalde bij voornoemd tussenvonnis van 10 februari 2016 (hierna: het tussenvonnis) gegeven bindende eindbeslissingen. Zij had als reden aangevoerd dat zij slecht vertegenwoordigd is geweest en haar verweer onjuist en onvolledig verwoord is geweest. Het gerecht heeft [eisers] in de gelegenheid gesteld worden om bij akte alsnog (uitsluitend) inhoudelijk te reageren op de nieuwe stellingen en producties van [gedaagde] alvorens te beslissen of het zal overgaan tot heroverweging van, en mogelijk als gevolg daarvan zal terugkomen op, een of meerdere eindbeslissingen uit voornoemd tussenvonnis. [Eisers] hebben dit gedaan bij akte van 25 oktober 2017. Daarna heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden.
2.2
Onder verwijzing naar het eerder aangehaalde arrest van de Hoge Raad van 26 november 2010 (ECLI:NL:HR:2010:BN8521) is het gerecht van oordeel dat het tussenvonnis, behoudens de hierna te noemen beslissingen, geen eindbeslissingen bevat die berusten op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag en er ten aanzien van die eindbeslissingen geen grondslag bestaat om over te gaan tot heroverweging van die eindbeslissingen. Het gerecht heeft zijn eindbeslissingen genomen op basis van de door partijen ingenomen stellingen en verweren. Van een onhoudbare feitelijke lezing van een of meer gedingstukken is het gerecht daarbij niet gebleken. Het leerstuk van het terugkomen op een bindende eindbeslissing is niet bedoeld om de omissies van een partij, bestaande uit het nalaten om tijdig alle voor het bereiken van een bepaald oordeel relevante stellingen en verweren aan te voeren en te onderbouwen, te herstellen. Dit is niet anders indien dit is geschied door toedoen van een slechte vertegenwoordiging in rechte. De nieuwe stellingen en verweren van [gedaagde] bij akte van 7 december 2016 en bij akte uitlating producties zijn te laat aangevoerd en dienen buiten beschouwing gelaten te worden wegens strijd met een goede procesorde. Het opnieuw in overweging nemen van die stellingen en verweren zou er toe leiden dat het gerecht opnieuw dient te beslissen naar aanleiding van een nieuw partijdebat, hetgeen tot een onredelijke vertraging van de procedure zou leiden.
2.3
Het hiervoor overwogene leidt uitzondering voor de hiernavolgende beslissingen uit het tussenvonnis.
2.4
[Gedaagde] heeft in haar meergenoemde akte aangevoerd dat het overlaten van bestuur in de zin van artikel 10 van de huwelijkse voorwaarden geen betrekking heeft op het aangaan van obligatoire overeenkomsten. Naar het oordeel van het gerecht behoeft dit niet tot een heroverweging van een eindbeslissing te leiden, aangezien [eisers] zich op een overeenkomst van lastgeving in de zin van artikel 7:414 BW hebben beroepen. In die zin heeft het gerecht de stellingen van [eisers] in r.o. 3.2 eerste zin (standpunt van eisers) van het tussenvonnis niet volledig samengevat. Het gerecht overweegt daarom dat het voor zover nodig terugkomt op r.o. 4.4 van het tussenvonnis voor zover daarin staat “
in de zin van artikel 10 van de huwelijkse voorwaarden”. Deze bewoordingen kunnen weggelaten worden.
2.5
In r.o. 4.7 van het tussenvonnis van 10 februari 2016 heeft het gerecht het beroep van [eisers] op de vernietigbaarheid van de schenking van de woning te [adres] gehonoreerd wegens het wettelijke verbod op schenking van onroerende zaken tussen echtelieden. Deze beslissing werd genomen op basis van de stelling van [gedaagde] dat de woning haar werd geschonken. [gedaagde] heeft in haar meergenoemde akte aangegeven dat zij de woning zelf heeft aangekocht en heeft daartoe een verklaring van de notaris in het geding gebracht. Het gerecht ziet evenwel geen aanleiding om terug te komen op haar eindbeslissing, omdat een schenking van gelden waarmee de woning werd aangekocht, zo de stelling van [gedaagde] in die zin uitgelegd had moeten worden, eveneens vernietigbaar zou zijn, maar dan op de grond dat een dergelijke schenking van gelden, gezien de uit de stellingen van partijen gebleken levensstandaard van partijen, bovenmatig zou zijn geweest. Derhalve geldt dat [gedaagde] ook in dat geval onvoldoende verweer heeft gevoerd ten aanzien van de gestelde lastgeving. Het gerecht gaat in dit verband, zoals hiervoor al overwogen, voorbij aan de eerst door [gedaagde] bij akte van 7 december 2016 aangedragen stellingen over (de hoogte en herkomst van) het schenkingsbedrag.
2.6
[Gedaagde] heeft voor het eerst bij akte van 7 december 2016 gesteld dat de timeshare in de Dominicaanse Republiek op beider naam staat en door [gedaagde] werd betaald. Eerder in de procedure had [gedaagde] gesteld dat de timeshare aan haar werd geschonken en dat deze op haar naam zou zijn gezet. [Eisers] hebben zich in hun akte van 12 april 2017 op het standpunt gesteld dat de nu de timeshare op beider naam blijkt te staan, zij aanspraak hebben op de wettelijke verdeling van de waarde van deze timeshare (het gerecht begrijpt bij de niet in geschil zijnde verdeling van de nalatenschap). Het gerecht concludeert hieruit dat [eisers] hun vordering ten aanzien van de timeshare in deze procedure niet langer handhaven en het gerecht komt in zoverre dan ook terug op haar eindbeslissing in r.o. 4.15 van het tussenvonnis voor zover inhoudende dat het beroep van [eisers] op vernietigbaarheid van de schenking wordt gehonoreerd.
2.7
Het gerecht komt thans toe aan een verdere beoordeling naar aanleiding van de aktes die nog genomen moesten worden op basis van het tussenvonnis.
2.8
[Eisers] hebben aangegeven dat zij in de gelegenheid gesteld wensen te worden om getuigenbewijs te leveren van hun stelling dat [gedaagde] de in r.o. 4.12 van het tussenvonnis genoemde gelden uit hoofde van lastgeving voor wijlen [naam] heeft geïncasseerd. [Eisers] hebben verder afgezien van bewijslevering ten aanzien van de auto en persoonlijke bezittingen (rechtsoverwegingen 4.18 en 4.20 van het tussenvonnis). De zaak zal verwezen worden naar de rol voor opgave verhinderdata in de komende drie maanden zijdens beide partijen. [Eisers] dienen tevens opgave te doen van de getuigen die zij wensen te horen. Daarna zal dagbepaling voor getuigenverhoor plaatsvinden.
2.9
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.DE BESLISSING

het Gerecht:
3.1
laat [eisers] toe door middel van getuigen bewijs te leveren van haar stelling dat [gedaagde] de in r.o. 4.12 van het tussenvonnis van 10 februari 2016 genoemde gelden uit hoofde van lastgeving voor wijlen [naam] heeft geïncasseerd;
3.2
verwijst de zaak naar de rol van 16 mei 2018 voor akte opgave verhinderdata zijdens beiden partijen, alsmede voor opgave getuigen zijdens [eisers], zoals in r.o. 2.10 bedoeld,
direct peremptoir;
3.3
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Schoemaker, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 2 mei 2018 in aanwezigheid van de griffier.