ECLI:NL:OGEAA:2018:413

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
3 juli 2018
Publicatiedatum
12 juli 2018
Zaaknummer
AUA201800608
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arbeidsovereenkomst en beëindiging bij Land Aruba

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft verzoeker, vertegenwoordigd door mr. C.S. Edwards, een verzoek ingediend tegen de publiekrechtelijke rechtspersoon Land Aruba, vertegenwoordigd door mr. V. Emerencia. De procedure betreft de vraag of er na 31 oktober 2017 een nieuwe arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen of de oude arbeidsovereenkomst is verlengd. De feiten van de zaak zijn als volgt: verzoeker had een arbeidsovereenkomst met Land Aruba die begon op 1 november 2013 en eindigde op 31 oktober 2017, na afloop van de regeerperiode van het kabinet Eman II. Verzoeker stelt dat hij nog steeds in dienst is en recht heeft op loon, terwijl Land Aruba dit betwist.

De rechter heeft vastgesteld dat er geen nieuwe arbeidsovereenkomst is ontstaan na 31 oktober 2017. De rechter oordeelt dat verzoeker geen rechten kan ontlenen aan een ministerraadbesluit van 5 mei 2017, omdat dit besluit niet aan hem was gericht. Bovendien is niet gebleken dat verzoeker na 31 oktober 2017 arbeid heeft verricht. De rechter concludeert dat verzoeker niet in dienst is bij Land Aruba en dat zijn verzoek om loonbetaling niet kan worden toegewezen. De vordering van verzoeker wordt afgewezen en hij wordt veroordeeld in de proceskosten van Land Aruba, die op nihil worden begroot, aangezien de gemachtigde van Land Aruba in overheidsdienst is.

Deze beschikking is gegeven op 3 juli 2018 door mr. W.J. Noordhuizen en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Beschikking van 3 juli 2018
Behorend bij AUA201800608
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[verzoeker],
te Aruba,
hierna ook te noemen: [verzoeker],
gemachtigde: de advocaat mr. C.S. Edwards,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
LAND ARUBA,
te Aruba,
hierna ook te noemen: Land Aruba,
gemachtigde: de advocaat mr. V. Emerencia.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift;
- de overgelegde aantekeningen ter zitting van [verzoeker];
- de overgelegde aantekeningen ter zitting van Land Aruba;
- de behandeling ter zitting van 5 juni 2018 en de daarvan gemaakte aantekeningen van de griffier.
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag beschikking zou worden gegeven.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Op 11 maart 2014 hebben partijen een arbeidsovereenkomst getekend waarvan de in deze zaak belangrijkste bepaling luidt dat, kort gezegd, [verzoeker] met ingang van 1 november 2013 in dienst treedt van Land Aruba voor de duur van de regeerperiode van het kabinet Eman II.
2.2
In de ministerraad van 5 mei 2017 is het verzoek van de (toenmalige) minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie, dhr. [X], aan de orde gekomen om [verzoeker] een aanstelling te geven als arbeidscontractant bij de DOW in de functie van Inspectie Controleur bij RWZI Parkietenbos voor de duur van drie jaar. Het besluit luidt:
Instemmen met de benoeming van dhr. (…) [verzoeker] in tijdelijke dienst en diens tewerkstelling bij RWZI in de functie van Inspectie Controleur.
2.3
Bij brief van 18 oktober 2017 schreef de (toenmalige) minister aan de directeur van DOW:
De heer (…) [verzoeker] is conform beslisisng van de Ministerraad d.d. 5 mei 2017 (…) benoemd in tijdelijke dienst bij DOW en tewerkgesteld bij RWZI in de functie van Inspectie Controleur.De heer (…) [verzoeker] is sinds 1 augustus 2010 op contractbasis werkzaam bij het Bureau van de minister (…) voor de duur van het Kabinet Mike Eman II.De heer (…) [verzoeker] zal zijn werkzaamheden bij de DOW-RWZT hervatte
2.4
Bij brief van de minister aan DOW van 13 november 2017 heeft deze, voor zover van belang, geschreven:
Aan deze ministerraadbeslissing[van 5 mei 2017]
is echter nimmer uitvoering gegeven daar er op bedoelde afdeling geen vacatures bestaan, ook geen vacature voor de functie van inspectie controleur. Betrokkene werd derhalve nimmer bij landsbesluit benoemd in tijdelijk dienst en is nimmer bij de DOW in dienst getreden.Indien betrokkenen[[verzoeker] is niet de enige]
in dienst zouden komen bij de DOW dan zou dit een nieuwe arbeidsovereenkomst, aldus een nieuwe indiensttreding betreffen, waarvoor geen vacature bestaat, noch waarmee rekening is gehouden op de begroting van 2018.Gezien het feit dat er geen vacatures bestaan voor de functie van inspectie controleur bij de DOW, betrokkene nimmer als ambtenaar in tijdelijke dienst is benoemd en tevens het feit dat betrokkene nimmer zijn werkzaamheden bij de DOW heeft aangevangen kan betrokkene zijn werkzaamheden niet hervatten, zoals aangegeven in uw schrijven van 18 oktober 2017.
2.5
In zijn brief van 1 november 2017 schreef de (toenmalige) minister aan DOW:
De heer (…) [verzoeker] heeft een salaris begroot voor het dienstjaar 2017 bij het ministerie van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie en zal zijn begroting meenemen naar DOW voor het resterende dienstjaar 2017, anders zal aangewend worden voor de suppletoire begroting 2017.
2.6
Op de salarisstrook van [verzoeker] staat:
Einde werk 31/10/2017.
2.7
Bij brief van 28 december 2017 heeft Land Aruba aan [verzoeker] te kennen gegeven:
U had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met het Land. Deze is aangegaan voor de duur van de regeerperiode van het Kabinet Eman II.(…)In de vergadering van de ministerraad van 5 mei 2017 (…) is besloten om u een arbeidsovereenkomst aan te bieden of om u in tijdelijke dienst te benoemen.(…)In de vergadering van de ministerraad van 6 december 2017 (…) is door het nieuwe kabinet besloten tot intrekking van de beslissing van de ministerraad van 5 mei 2017 (…).Voorts zij dat u niet met de werkzaamheden bij de dienst bent aangevangen op 1 november 2017. Dit betekent dat voornoemde beslissing van de ministerraad van 5 mei 2017 (…) de facto niet is uitgevoerd waardoor uw dienstverband van rechtswege is verlopen op 31 oktober 2017.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
[verzoeker] verzoekt – uitvoerbaar bij voorraad –veroordeling van Land Aruba tot betaling van het loon vanaf oktober 2017, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente, met veroordeling van Land Aruba tot vergoeding van de proceskosten.
3.2 [
[verzoeker] grondt het verzoek erop dat hij nog steeds in dienst van Land Aruba is en bereid is de overeengekomen werkzaamheden uit te voeren maar Land Aruba van diensten geen gebruik maakt een hem ook geen loon meer betaald.
3.3
Land Aruba voert hiertegen verweer, met verzoek tot veroordeling van [verzoeker] in de proceskosten.

4.DE BEOORDELING

4.1
De onderhavige vordering is gebaseerd op de stelling dat tussen partijen sprake is van een arbeidsovereenkomst. Niet in geschil is dat aan de arbeidsovereenkomst van [verzoeker] met Land Aruba in beginsel een einde is gekomen na ommekomst van de regeringsperiode van het kabinet Eman II. Partijen hebben die datum op 31 oktober 2017 gefixeerd. De vraag is dan of na 31 oktober 2017 een nieuwe arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen dan wel de oude is verlengd.
4.2
Dat is niet het geval. Los van de vraag of in de ministerraad van 5 mei 2017 is besloten om [verzoeker] een (nieuwe) arbeidsovereenkomst of verlenging van de oude aan te bieden, dan wel het besluit ertoe strekte dat [verzoeker] in ambtelijke dienst zou worden benoemd, in alle gevallen geldt dat [verzoeker] geen rechten kan ontlenen aan een ministerraadbesluit. Het besluit is niet aan hem gericht.
4.3
In de onderhavige zaak is niet gebleken dat [verzoeker] na 31 oktober 2017 daadwerkelijk arbeid heeft verricht. Kennelijk heeft [verzoeker] tot die tijd gewerkt voor het bureau van de toenmalige minister.
4.4
Anders dan de toenmalige minister schrijft op 18 oktober 2017, dus ruim na de verkiezingsnederlaag van de toen regerende partij van 22 september van dat jaar en ruim nadat de toenmalige partij- en regeringsleider te kennen had gegeven dat de AVP geen coalitieregering zou vormen, is geen sprake van hervatting van werkzaamheden door [verzoeker] bij DOW en/of RWZI. Hij heeft daar nooit gewerkt. Dat wordt niet anders doordat [verzoeker] stelt dat hij en de heer [A] op 1 november 2017 de directeur van DOW, de heer [B], hebben gesproken en deze zou hebben gezegd dat men terug moest komen over ongeveer twee weken. In het licht van de omstandigheid dat [verzoeker] nog niet had gewerkt bij DOW en/of RWZI, hij niet heeft gesteld dat hij daar op een vacature had gesolliciteerd en niet is gebleken dat enige vorm van een sollicitatieprocedure was doorlopen, mocht [verzoeker] er niet op vertrouwen dat na beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor werk bij het bureau van de minister, hij in dienst was genomen voor werk bij DOW en/of RWZI of de arbeidsovereenkomst om die reden was verlengd.
4.5
Ten overvloede overweegt het gerecht nog dat de brief van 28 december 2017 geen opzegging behelst maar een kennisgeving dat aan [verzoeker] geen nieuwe arbeidsovereenkomst wordt aangeboden noch wordt aangeboden de inmiddels door tijdsverloop beëindigde arbeidsovereenkomst te verlengen.
4.6
De vordering stuit daarop af. Als de in het ongelijk te stellen partij zal [verzoeker] de proceskosten van Land Aruba moeten vergoeden. Omdat de gemachtigde van Land Aruba in overheidsdienst is worden de kosten op nihil begroot.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
wijst het verzoek af;
veroordeelt [verzoeker] in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van Land Aruba worden begroot op nihil.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J. Noordhuizen, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 3 juli 2018 in aanwezigheid van de griffier.