ECLI:NL:OGEAA:2018:58

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
23 januari 2018
Publicatiedatum
14 februari 2018
Zaaknummer
EJ nr. 579 van 2017 / AUA201701734
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van gezamenlijk gezag over minderjarige in het belang van het kind

In deze beschikking van 23 januari 2018 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba geoordeeld over een verzoek tot wijziging van het gezamenlijk gezag over een minderjarige. De verzoekster, de moeder, heeft verzocht om het gezamenlijk gezag te beëindigen en haar alleen het gezag over de minderjarige toe te kennen. Dit verzoek is ingediend op 20 maart 2017 en is behandeld in verschillende zittingen, waarbij zowel de moeder als de vader, vertegenwoordigd door hun advocaten, aanwezig waren. De vader, die in de gevangenis zit, heeft verweer gevoerd en benadrukt dat er een sterke band is met de minderjarige en dat hij heeft meegewerkt aan het aanvragen van een paspoort voor het kind. De Voogdijraad heeft in haar rapport aangegeven dat de minderjarige niet benadeeld wordt in zijn ontwikkeling en dat het gezamenlijk gezag in het belang van het kind is.

De rechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de omstandigheden die een wijziging van het gezag zouden rechtvaardigen. Volgens artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek van Aruba kan het gezamenlijk gezag worden beëindigd indien de omstandigheden zijn gewijzigd of als er onjuiste gegevens zijn gebruikt bij de eerdere beslissing. De rechter heeft vastgesteld dat er geen onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders, en dat de communicatieproblemen tussen de ouders niet zo ernstig zijn dat dit een wijziging van het gezag rechtvaardigt. De rechter heeft geconcludeerd dat er onvoldoende gronden zijn om het gezamenlijk gezag te beëindigen en heeft het verzoek van de moeder afgewezen.

Uitspraak

Beschikking van 23 januari 2018
Behorend bij EJ nr. 579 van 2017 / AUA201701734
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
[Verzoekster],
wonende in Aruba,
VERZOEKSTER, hierna de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. J.M.R.F. Scheper,
tegen
[Verweerder],
wonende in Aruba,
VERWEERDER, hierna de vader,
gemachtigde: de advocaat mr. M.M. Malmberg.
Belanghebbende:
[minderjarige],de minderjarige.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 20 maart 2017,
  • het verweerschrift, ingediend op 9 mei 2017,
  • de griffiersaantekeningen en het proces-verbaal van de mondelinge behandeling achter gesloten deuren op 9 mei 2017, waaruit blijkt dat zijn verschenen verzoekster in persoon, verweerder bijgestaan door zijn gemachtigde en mevrouw A. Flanders namens de Voogdijraad.
  • de akte uitlating zijdens Censo, ingediend op 23 mei 2017,
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling achter gesloten deuren op 20 juni 2017, waaruit blijkt dat zijn verschenen verzoekster in persoon, verweerder bijgestaan door zijn gemachtigde en de heer M. Loopstok namens de Voogdijraad,
  • het rapport van de Voogdijraad, ingediend op 23 oktober 2017,
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling achter gesloten deuren op 21 november 2017, waaruit blijkt dat partijen in persoon zijn verschenen bijgestaan door hun gemachtigden.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Uit de huwelijk tussen partijen is de minderjarige op [geboortedatum] 2010 in [geboorteplaats] geboren.
2.2
Bij beschikking van 25 maart 2013 heeft het gerecht de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en bepaald dat partijen het gezamenlijk gezag over de minderjarige blijven uitoefenen.

3.HET VERZOEK

Het verzoek strekt tot wijziging van het gezag, in die zin dat de moeder voortaan alleen met het gezag over de minderjarige wordt belast.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het verzoek is gebaseerd op artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BWA). Ingevolge dit artikel kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen, indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de desbetreffende beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Het moet hierbij gaan om een zodanige verandering van de situatie, dat het niet langer in het belang van het kind is de bestaande gezagsuitoefening te handhaven. De vraag die de rechter in dat kader onder meer dient te beantwoorden is of er een onaanvaardbaar risico voor het kind bestaat dat het klem of verloren zou raken tussen de ouders, indien zij het gezag gezamenlijk blijven uitoefenen. Alsdan bepaalt de rechter, aan wie van de ouders voortaan het gezag over ieder der minderjarige kinderen toekomt. Beslissend zal zijn wiens gezag over het kind de rechter het meeste in het belang van het kind oordeelt.
4.2
Gezamenlijke uitoefening van het gezag vereist dat de ouders het mogelijk maken dat beslissingen over de verzorging en opvoeding van het kind tot stand komen op een wijze die niet belastend is voor het kind en zijn veiligheid niet in gevaar brengt. In het geval ouders niet (meer) samenleven en moeizaam of niet communiceren kan dat betekenen dat, waar nodig, de verzorgende ouder die beslissingen kan nemen die voor het dagelijkse leven en de veiligheid van (spoedeisend) belang zijn voor het kind en dat de niet-verzorgende ouder deze beslissingen niet blokkeert. Ook is het van belang dat ouders die niet in staat zijn de strijd met elkaar te staken, ten minste in staat zijn het kind buiten die strijd te houden. Indien bovengenoemde omstandigheden aanwezig zijn, zal er geen onaanvaardbaar risico zijn dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders. Andere redenen kunnen evenwel een wijziging van het gezag noodzakelijk maken (vgl. Gerechtshof Den Haag d.d. 12 oktober 2016,
ECLI:NL:GHDHA:2016:3126)
4.3
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is het volgende gebleken. De moeder heeft ter onderbouwing van haar verzoek aangevoerd, dat de vader in de gevangenis zit en het niet mogelijk is om een paspoort en een AZV kaart voor de minderjarige aan te vragen. De vader heeft verweer gevoerd en heeft daartoe - kort samengevat - aangevoerd dat er een hechte familieband is tussen hem en de minderjarige. De minderjarige bezoekt de vader elke zaterdag in de KIA. Tevens heeft hij meegewerkt om een paspoort voor de minderjarige aan te vragen. Volgens de Voogdijraad wordt de minderjarige niet benadeeld in zijn ontwikkeling nu de ouders in het belang van de minderjarige kunnen handelen. De Voogdijraad acht het in het belang van de minderjarige dat de ouders het gezamenlijk gezag over de minderjarige blijven uitoefenen.
4.4
Gesteld noch gebleken is dat bij belangrijke beslissingen de minderjarige betreffende, bijvoorbeeld in casu het aanvragen van een paspoort of AZV-kaart, de besluitvorming door de vader wordt belemmerd. Hij heeft meegewerkt en is bereid te blijven meewerken. Bovendien heeft hij regelmatige omgang met het kind. Het gerecht is dan ook van oordeel dat er onvoldoende gronden aanwezig zijn om het gezamenlijk gezag te beëindigen. Het gerecht acht de (communicatie-) problemen tussen de vader en de moeder niet zodanig ernstig dat het gevaar bestaat dat bij handhaving van het gezamenlijk gezag de minderjarige klem of verloren zullen raken tussen de vader en de moeder. Evenmin zijn andere gronden aanwezig die meebrengen dat het in het belang van de minderjarige noodzakelijk is dat het eenhoofdig gezag aan de moeder moet worden toegewezen.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J.J. van Rijen, rechter in dit gerecht, ter zitting van 23 januari 2018 in aanwezigheid van de griffier.