In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiser een kort geding aangespannen tegen gedaagde met als doel de executie van een eerder vonnis te schorsen. Dit vonnis, gewezen op 10 januari 2018, bepaalde dat eiser een maandelijkse bijdrage van Afl. 1.000,00 moest betalen voor de kosten van de verzorging en opvoeding van de minderjarige zoon van partijen. Eiser stelt dat zijn financiële situatie na het vonnis is verslechterd, waardoor hij niet langer in staat is om aan deze alimentatieverplichting te voldoen. Gedaagde heeft verweer gevoerd tegen de vordering van eiser.
De rechter heeft vastgesteld dat geen van beide partijen hoger beroep heeft ingesteld tegen het eerdere vonnis, waardoor dit vonnis kracht van gewijsde heeft gekregen. De rechter heeft ook overwogen dat de vordering van eiser om de executie te schorsen alleen kan worden toegewezen als er sprake is van misbruik van bevoegdheid. Eiser heeft echter niet voldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die zouden wijzen op een noodtoestand of een juridische misslag in het eerdere vonnis. De rechter concludeert dat de vordering van eiser niet aannemelijk is gemaakt en wijst deze af. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.