ECLI:NL:OGEAA:2025:270
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de burgerlijke rechter in geschil over vertegenwoordiging Statenlid in het buitenland
In deze zaak, die op 17 september 2025 werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, stond de vraag centraal of een Statenlid, dat als verdachte in een strafzaak is aangemerkt, de Staten van Aruba in het buitenland mag vertegenwoordigen. De eiser, een lid van de Staten, had vorderingen ingesteld tegen het Land Aruba en enkele Statenleden, omdat hij was uitgesloten van deelname aan internationale delegaties. De eiser stelde dat deze uitsluiting in strijd was met zijn rechten als Statenlid en dat hij hierdoor niet in staat was zijn kiezers effectief te vertegenwoordigen. Het Gerecht oordeelde dat de Staten als vertegenwoordigers van het Arubaanse volk het recht hebben om te beslissen wie hen in het buitenland vertegenwoordigt. De rechter benadrukte dat de burgerlijke rechter slechts in zeer uitzonderlijke gevallen kan ingrijpen in de bevoegdheden van de Staten. In dit geval was er geen sprake van een schending van de rechten van de eiser, aangezien hij zijn taken als Statenlid verder kon uitoefenen, ondanks de uitsluiting van internationale vertegenwoordiging. Het Gerecht wees de vorderingen van de eiser af en verklaarde hem niet-ontvankelijk in zijn vorderingen tegen de Voorzitter van de Staten. Tevens werd de eiser veroordeeld in de proceskosten.