ECLI:NL:OGEAC:2025:247

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
19 november 2025
Publicatiedatum
24 november 2025
Zaaknummer
CUR202500730
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om teruggaaf griffierecht na intrekking beroep in belastingzaak

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 19 november 2025 uitspraak gedaan over een verzoek van belanghebbende om teruggaaf van griffierecht. Belanghebbende had eerder een verzuimboete opgelegd gekregen en had daartegen bezwaar gemaakt. Na een uitspraak van de Inspecteur, waarin het bezwaar niet-ontvankelijk werd verklaard, heeft belanghebbende beroep ingesteld en griffierecht betaald. Echter, na een vernietiging van de verzuimboete door de Inspecteur heeft belanghebbende haar beroep ingetrokken. Het Gerecht oordeelde dat belanghebbende niet-ontvankelijk was in haar verzoek om teruggaaf van het griffierecht, omdat zij dit verzoek pas een dag na de intrekking van het beroep had ingediend. Het Gerecht baseerde zijn oordeel op de relevante bepalingen van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken, die stellen dat een verzoek om vergoeding van griffierecht gelijktijdig met de intrekking van het beroep moet worden gedaan. Aangezien dit niet het geval was, werd het verzoek afgewezen. Het Gerecht benadrukte dat de intrekking van het beroep een einde maakt aan de procedure, waardoor een herziening van de beschikking van de Inspecteur niet aan de orde was.

Uitspraak

Uitspraak van 19 november 2025
BBZ nr. CUR202500730
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
Na vereenvoudigde behandeling in de zin van artikel 7a van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van het verzoek om vergoeding van griffierecht in het geding tussen:
[Belanghebbende], gevestigd te Curaçao,
belanghebbende,
en
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 21 juni 2024 een verzuimboete van NAf 500 opgelegd vanwege het niet (tijdig) indienen van de aangifte winstbelasting over het jaar 2022(hierna: de verzuimboete).
1.2
Belanghebbende heeft op 13 juni 2024 daartegen bezwaar gemaakt.
1.3
De Inspecteur heeft bij uitspraak van 9 januari 2025 het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard en ook ambtshalve geen aanleiding gezien aan belanghebbende tegemoet te komen.
1.4
Belanghebbende heeft op 27 februari 2025 tegen de uitspraak van de Inspecteur beroep ingesteld. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 150.
1.5
Partijen zijn op 20 augustus 2025 uitgenodigd voor de zitting van 18 september 2025.
1.6
Belanghebbende heeft op 8 september 2025 een nader stuk ingediend.
1.7
De Inspecteur heeft op 11 september 2025 een e-mail gestuurd, waarin staat dat de verzuimboete is vernietigd. Van de vernietiging heeft de Inspecteur een schermprint bijgevoegd.
1.8
Belanghebbende heeft bij e-mail van diezelfde dag het beroep ingetrokken.
1.9
Het Gerecht heeft de intrekking van het beroep op 12 september 2025 bevestigd. Belanghebbende heeft vervolgens op 12 september 2025 de volgende e-mail verstuurd:
“(…)
Betreft: Verzoek tot restitutie griffierechten en correctie beschikking – zaken [CUR0000”] en [“0000”]
Geachte griffie,
Namens [X] richt ik mij tot u met het verzoek dat wij missen;
1. Restitutie van de betaalde griffierechten in zaak CUR202500730 (Winstbelasting 2022), conform artikel 18, derde lid, van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken.
De Inspecteur heeft in deze zaak verzocht om vernietiging van de beschikking, waarmee impliciet het beroep gegrond wordt verklaard. Gelet hierop verzoeken wij om terugbetaling van de griffierechten die op 27 February 2025 zijn voldaan onder referentie [“2025-0000”].
2. Correctie van de beschikking inzake het te laat ingediende bezwaarschrift, met nummer [“0001”].
Het bezwaar tegen de naheffingsaanslag winstbelasting 2022 is op 13 juni 2024. De Inspecteur heeft inmiddels erkend dat het bezwaar inhoudelijk behandeld kan worden. Wij verzoeken het Gerecht daarom om de beschikking waarin het bezwaar als te laat ingediend werd aangemerkt, te herzien.
Wij vertrouwen erop dat deze verzoeken in lijn zijn met de beginselen van behoorlijk bestuur en verzoeken u vriendelijk om bevestiging van ontvangst en verdere afhandeling.
Met vriendelijke groet,
(…)”
1.1
Het Gerecht heeft op 13 oktober 2025 aangekondigd dat er een uitspraak zal volgen op het in 1.9 genoemde verzoek van belanghebbende.
1.11
De Inspecteur heeft op 17 oktober 2025 gereageerd op het verzoek om vergoeding van griffierecht. Belanghebbende heeft daar op diezelfde dag op gereageerd. De Inspecteur daar vervolgens op 20 oktober 2025 weer op gereageerd.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Belanghebbende heeft het beroep ingetrokken omdat de Inspecteur aan haar is tegemoetgekomen. Belanghebbende heeft nadien verzocht om vergoeding van het griffierecht van NAf 150.
2.2
Ingevolge artikel 7a, letter b, Landsverordening op het beroep in belastingzaken (hierna: LBB) kan het Gerecht, totdat partijen zijn uitgenodigd voor de behandeling van de zaak, onmiddellijk uitspraak doen indien het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Naar het oordeel van het Gerecht kan deze bepaling op overeenkomstige wijze worden toegepast op een bij intrekking van het beroep gedaan verzoek om vergoeding van griffierecht. Het Gerecht ziet in dit geval daartoe aanleiding.
2.3
Artikel 15, lid 3, Landsverordening op het beroep in belastingzaken (hierna: LBB) luidt als volgt:
“In geval van intrekking van het beroep, omdat de Inspecteur geheel of gedeeltelijk aan de betreffende partij is tegemoetgekomen, kan de Inspecteur op verzoek van die partij bij afzonderlijke uitspraak in de kosten, bedoeld in het eerste lid, worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep. Indien aan dit vereiste niet is voldaan, wordt de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard.”
2.4
Voornoemd artikel heeft betrekking op de proceskosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Met betrekking tot het griffierecht ontbreekt een dergelijke bepaling. Dat betekent dat bij intrekking van het beroep op basis van de tekst van de wet geen recht bestaat op vergoeding van het griffierecht, ook niet als het verzoek tegelijkertijd met de intrekking is gedaan. Echter, volgens vaste jurisprudentie [1] vindt op grond van een redelijke wetsuitleg in het laatste geval, dus bij een verzoek tegelijk met de intrekking, wel een vergoeding van het griffierecht plaats. Hiermee wordt bereikt dat bij intrekking van het beroep de vergoeding van het griffierecht op dezelfde wijze wordt behandeld als de vergoeding van proceskosten. Eenzelfde gelijke behandeling heeft dan eveneens te gelden bij een verzoek dat niet gelijktijdig met de intrekking wordt gedaan: in dat geval bestaat geen recht op een vergoeding van proceskosten en ook geen recht op vergoeding van griffierecht.
2.5
Belanghebbende heeft in het onderhavige geval niet tegelijk, maar pas een dag later en nadat de intrekking aan haar is bevestigd verzocht om vergoeding van het griffierecht. Het Gerecht is dan ook van oordeel dat belanghebbende niet-ontvankelijk is in haar verzoek. De verwijzing van belanghebbende naar twee haar bekende uitspraken [2] leidt het Gerecht niet tot een ander oordeel. Anders dan belanghebbende heeft gesteld betrof het aldaar situaties waarin gelijktijdig met de intrekking werd verzocht om vergoeding van het griffierecht.
2.6
Het Gerecht merkt tot slot ten aanzien van punt 2 genoemd in de e-mail van belanghebbende van 12 september 2025 (zie 1.9) op dat met de intrekking van het beroep een einde komt aan de procedure. Een herziening van de door de Inspecteur afgegeven beschikking blijft derhalve achterwege.

3.DE BESLISSING

Het Gerecht verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gegeven door mr. drs. M.M. de Werd, rechter, en uitgesproken op 19 november 2025, in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.M. de Leeuw van Weenen.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
VERZET
Tegen deze onmiddellijke uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum schriftelijk verzet doen bij:
Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
Is het Gerecht van oordeel dat het verzet gegrond is, dan vervalt deze uitspraak en wordt de zaak alsnog in behandeling genomen.
U wordt verzocht bij het indienen van het verzetschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het verzetschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het verzetschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het verzet).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende verzetschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gerecht in eerste aanleg:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het doen van verzet is geen griffierecht verschuldigd.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld GEA Curaçao 24 juli 2017, ECLI:NL:OGEAC:2017:96, GEA Curaçao 4 maart 2020, ECLI:NL:OGEAC:2020:35 en GEA Curaçao 7 maart 2025, ECLI:NL:OGEAC:2025:31.
2.GEA Curaçao, CUR 202004974-CUR202004977 van 29 november 2021 en GEA Curaçao, CUR202100241 van 4 maart 2022. Beide uitspraken zijn als bijlage bij deze uitspraak gevoegd.