ECLI:NL:OGEAC:2025:58

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
17 april 2025
Publicatiedatum
8 mei 2025
Zaaknummer
CUR202402962
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terecht opgelegde verzuimboete voor te late betaling van winstbelasting door belanghebbende

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 17 april 2025 uitspraak gedaan over een geschil tussen een belanghebbende en de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende had de winstbelasting over het jaar 2021 één dag te laat betaald, wat leidde tot de oplegging van een verzuimboete van NAf 2.152. De belanghebbende maakte bezwaar tegen deze boete, maar de Inspecteur handhaafde deze bij uitspraak van 5 juni 2024. Hierop heeft de belanghebbende beroep ingesteld, waarbij zij stelde dat de boete moest worden verminderd tot nihil, omdat de betaling slechts 12 uur te laat was en te wijten was aan Covid-19 gerelateerde omstandigheden.

Tijdens de zitting op 20 maart 2025 werd de belanghebbende vertegenwoordigd door haar directeur en een adviseur, terwijl de Inspecteur ook aanwezig was. De Inspecteur verdedigde de boete op basis van eerdere verzuimen en stelde dat er geen sprake was van afwezigheid van alle schuld (AVAS). Het Gerecht oordeelde dat de belanghebbende niet voldoende had aangetoond dat zij alle redelijke zorg had betracht om tijdig te betalen. De verzuimboete werd uiteindelijk verminderd naar NAf 1.829, maar het Gerecht oordeelde dat de boete passend was gezien de omstandigheden.

De uitspraak benadrukt het belang van tijdige belastingbetalingen en de rol van de Inspecteur bij het opleggen van verzuimboetes. Het Gerecht heeft ook aangegeven dat een beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagde, omdat de belanghebbende niet kon aantonen dat er sprake was van gelijke gevallen. De kosten van het beroep werden niet vergoed, maar de Inspecteur werd wel verplicht het betaalde griffierecht van NAf 150 aan de belanghebbende te vergoeden.

Uitspraak

Uitspraak van 17 april 2025
BBZ nr. CUR202402962
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende],gevestigd te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 29 juni 2023 een naheffingsaanslag winstbelasting over het jaar 2021 opgelegd naar een te betalen bedrag van NAf 2.152. Het te betalen bedrag betreft een verzuimboete (hierna: de verzuimboete).
1.2
Belanghebbende heeft op 19 juli 2023 tegen de verzuimboete bezwaar gemaakt.
1.3
De Inspecteur heeft bij uitspraak van 5 juni 2024 de verzuimboete gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende heeft op 5 augustus 2024 beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Inspecteur. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 150.
1.5
De Inspecteur heeft op 12 maart 2025 een verweerschrift ingediend.
1.6
De zitting heeft plaatsgevonden op 20 maart 2025 te Willemstad. Belanghebbende is vertegenwoordigd door [A] (directeur van belanghebbende) vergezeld van [B]. Namens de Inspecteur is [C] verschenen.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende heeft op 1 juli 2022 de definitieve aangifte winstbelasting 2021 ingediend naar een verschuldigde winstbelasting van NAf 21.526. Op diezelfde dag heeft belanghebbende voornoemd bedrag betaald.
2.2
De verzuimboete van NAf 2.152 is opgelegd vanwege het niet of niet tijdig betalen van de op aangifte aangegeven verschuldigde winstbelasting. Bij de hoogte van de boete is de Inspecteur uitgegaan van een tweede verzuim.
2.3
Tot het procesdossier behoort een schermprint van het systeem van de Belastingdienst waaruit volgt dat over het jaar 2017 eveneens een verzuimboete is opgelegd vanwege het niet of niet tijdig betalen van de op aangifte aangegeven verschuldigde winstbelasting.

3.GESCHIL

3.1
In geschil is of de verzuimboete terecht en naar de juiste hoogte is opgelegd.
3.2
De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat de verzuimboete terecht is opgelegd. De aangegeven winstbelasting is op 1 juli 2022 en derhalve één dag te laat betaald. Van afwezigheid van alle schuld (AVAS) is volgens de Inspecteur geen sprake. De Inspecteur heeft zich echter in het verweerschrift onder verwijzing naar de uitspraken van het GEA Aruba van 3 juni 2024 (ECLI:NL:OGEAA:2024:127) en GEA Curaçao van 15 september 2021 (ECLI:NL:OGEAC:2021:186) bereid verklaard om de verzuimboete te verminderen met 15% naar NAf 1.829, ondanks dat geen sprake is van identieke gevallen.
3.3
Belanghebbende stelt dat de verzuimboete moet worden verminderd tot nihil. De op de definitieve aangifte winstbelasting 2021 aangegeven verschuldigde belasting is op 1 juli 2022 om 11:32 AM is betaald. De betaling heeft daarmee slechts 12 uur te laat plaatsgevonden. De reden van de te late betaling is gelegen in de omstandigheid dat de directeur van belanghebbende wegens Covid-19 niet eerder op kantoor aanwezig mocht zijn. Belanghebbende verwijst naar een foto van 21 juni 2022 met daarop een positieve Covid-19 zelftest.

4.OVERWEGINGEN

4.1
Op grond van artikel 15, lid 4, van de Algemene Landsverordening Landsbelastingen (ALL) is de belastingplichtige gehouden uiterlijk op de laatste dag van de zesde maand na afloop van het boekjaar over dat jaar definitieve aangifte winstbelasting te doen en de belasting overeenkomstig die aangifte te betalen bij de Ontvanger.
4.2
De definitieve aangifte winstbelasting en de betaling van de verschuldigde belasting voor het jaar 2021 dienden uiterlijk op 30 juni 2022 te worden gedaan.
4.3
Belanghebbende heeft op 1 juli 2022 de op de definitieve aangifte winstbelasting 2021 aangegeven verschuldigde belasting betaald. Dit betekent dat belanghebbende de belasting die op aangifte moet worden voldaan één dag te laat heeft betaald. Ingevolge artikel 19, lid 1 van de ALL is in dat geval sprake van een verzuim ter zake waarvan de Inspecteur een boete kan opleggen van ten hoogste NAf 10.000.
4.4
De Inspecteur heeft zich bij het opleggen van de boete gebaseerd op de verzuimenreeks van het tot Hoofdstuk IV van de Ministeriele regeling formeel belastingrecht (hierna: de regeling) behorende artikelen 4.3 en 4.6. In artikel 4.3, lid 1 van de regeling is bepaald dat de Inspecteur bij het opleggen van een verzuimboete voor de winstbelasting rekening moet houden met het aantal keren dat in de voorafgaande vier belastingjaren een verzuim is geconstateerd. Ingevolge artikel 4.6, lid 2, letter b van de regeling legt de Inspecteur bij een tweede verzuim een boete op van 10% van het bedrag van de naheffingsaanslag met een minimum van NAf 500 en een maximum van NAf 5.000. De Inspecteur heeft gemotiveerd gesteld dat over het jaar 2017 eveneens een verzuimboete vanwege niet tijdige betaling is opgelegd (zie 2.3), hetgeen door belanghebbende ook niet wordt betwist. De Inspecteur heeft bij het opleggen van de verzuimboete de regeling op juiste wijze toegepast.
4.5
Een verzuimboete dient achterwege te blijven indien sprake is van AVAS. Daarvan is sprake als belanghebbende alle in de gegeven omstandigheden van haar in redelijkheid te vergen zorg heeft betracht om te bewerkstelligen dat tijdig werd betaald (vgl. Hoge Raad 15 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA7184). Het Gerecht is van oordeel dat in het onderhavige geval geen sprake is van AVAS. Belanghebbende wist gelet op de foto van de zelftest waarnaar zij verwijst kennelijk op 21 juni 2022 al dat zij positief was getest op Covid-19. Zij had op dat moment reeds maatregelen kunnen treffen om ervoor te zorgen dat de verschuldigde winstbelasting tijdig zou worden betaald. Zo had zij bijvoorbeeld om uitstel kunnen verzoeken. De Inspecteur heeft in het verweerschrift opgemerkt dat een dergelijk verzoek zou zijn toegewezen aangezien zowel de definitieve aangifte over het voorafgaande jaar als de voorlopige aangifte over 2021 immers tijdig waren ingediend.
4.6
Het Gerecht stelt voorop dat de verzuimboete is bedoeld om de belastingplichtige die, zoals belanghebbende, te laat heeft betaald, in te scherpen dat zij betalingstermijnen volledig dient na te komen. Dat neemt niet weg dat het aan de rechter is om per geval te beoordelen of de opgelegde boete passend en geboden is. Het Gerecht acht een verzuimboete na vermindering van NAf 1.829 (zie 3.2) passend en geboden.
4.7
Tot slot heeft belanghebbende (eerst ter zitting) nog aangevoerd dat bij een andere vennootschap ook een verzuimboete is opgelegd en deze vervolgens door de Inspecteur is vernietigd. De Inspecteur betwist – mede gelet op de late inbreng van deze stelling – dat sprake is van gelijke gevallen en voert aan dat de andere vennootschap mogelijk geluk heeft gehad. Het Gerecht is van oordeel dat zo al sprake zou zijn van gelijke gevallen, belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat op dit vlak sprake is van begunstigend beleid, oogmerk van begunstiging of het voldoen aan de zogenoemde meerderheidsregel. Een beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt dan ook niet.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

5.1
Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, nu van voor vergoeding in aanmerking komende kosten niet is gebleken.
5.2
Gelet op de vermindering van de verzuimboete (zie 3.2) is het beroep gegrond. Op grond van artikel 18, lid 5, van de Landsverordening beroep in belastingzaken, dient de Inspecteur in dat geval het betaalde griffierecht van NAf 150 aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vermindert de verzuimboete naar NAf 1.829;
  • draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 150 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. drs. P.A.M. Pijnenburg, rechter, en uitgesproken op 17 april 2024, in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.M. de Leeuw van Weenen
.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: Cg 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: Cg 500