ECLI:NL:OGEAC:2025:59

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
17 april 2025
Publicatiedatum
8 mei 2025
Zaaknummer
CUR202402988 en CUR202402989
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terecht opgelegde verzuimboetes winstbelasting door de Inspecteur der Belastingen

Op 17 april 2025 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan in een belastingzaak waarbij belanghebbende, een vennootschap gevestigd te Curaçao, in beroep ging tegen de verzuimboetes opgelegd door de Inspecteur der Belastingen. De verzuimboetes betroffen een naheffingsaanslag winstbelasting over de jaren 2021 en 2022, waarbij de Inspecteur een boete van NAf 250 voor 2021 en NAf 500 voor 2022 had opgelegd wegens het niet tijdig indienen van de definitieve aangiften. Belanghebbende had verzocht om uitstel voor het indienen van deze aangiften, maar het Gerecht oordeelde dat belanghebbende er niet vanuit mocht gaan dat deze verzoeken om uitstel waren gehonoreerd, omdat de Inspecteur niet had gereageerd. Het Gerecht concludeerde dat belanghebbende niet tijdig aan haar aangifteverplichting had voldaan, waardoor de verzuimboetes terecht waren opgelegd. De uitspraak benadrukte dat de Inspecteur de wettelijke bepalingen correct had toegepast en dat er geen sprake was van afwezigheid van alle schuld (AVAS) aan de zijde van belanghebbende. De beroepen van belanghebbende werden ongegrond verklaard, en het Gerecht zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. drs. P.A.M. Pijnenburg, in aanwezigheid van griffier mr. L.M. de Leeuw van Weenen.

Uitspraak

Uitspraak van 17 april 2025
BBZ nrs. CUR202402988 en CUR202402989
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende],gevestigd te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 29 juni 2023 een naheffingsaanslag winstbelasting over het jaar 2021 opgelegd naar een te betalen bedrag van NAf 250. Het te betalen bedrag betreft een verzuimboete (hierna: de verzuimboete 2021).
1.2
Aan belanghebbende is op 21 juni 2024 een naheffingsaanslag winstbelasting over het jaar 2022 opgelegd naar een te betalen bedrag van NAf 500. Het te betalen bedrag betreft een verzuimboete (hierna: de verzuimboete 2022).
1.3
Belanghebbende heeft op 23 augustus 2023 tegen de verzuimboete 2021 bezwaar gemaakt.
1.4
De Inspecteur heeft bij uitspraak van 5 juni 2024 het bezwaar tegen de verzuimboete 2021 ongegrond verklaard.
1.5
Belanghebbende heeft op 5 augustus 2024 beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Inspecteur inzake de verzuimboete 2021. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 150. In het beroepschrift geeft belanghebbende aan eveneens beroep aan te tekenen tegen de verzuimboete 2022.
1.6
De Inspecteur heeft op 28 februari 2025 zowel ten aanzien van de verzuimboete 2021 als de verzuimboete 2022 een verweerschrift ingediend. In dit laatste verweerschrift merkt de Inspecteur op het door belanghebbende ingediende beroep eveneens aan te merken als bezwaar tegen de verzuimboete 2022 ondanks dat dit niet als zodanig door het Gerecht is doorgezonden. Het verweerschrift dient volgens de Inspecteur te gelden als uitspraak op dit bezwaar. De Inspecteur verklaart daarin het bezwaar tegen de verzuimboete 2022 ongegrond.
1.7
De zitting heeft plaatsgevonden op 19 maart 2025 te Willemstad. Belanghebbende is vertegenwoordigd door [A] (directeur van belanghebbende). Namens de Inspecteur is [B] verschenen.

2.FEITEN

2021

2.1
Belanghebbende heeft op 1 april 2022 de voorlopige aangifte winstbelasting 2021 ingediend.
2.2
Belanghebbende heeft op 29 juni 2022 om uitstel verzocht voor het indienen van de definitieve aangifte winstbelasting 2021. Er is verzocht om uitstel voor de duur van zes maanden. Bij het uitstelverzoek is een certificaat van laboratorium [L], waaruit blijkt dat de directeur van belanghebbende op 28 juni 2022 positief is getest op SARS-CoV-2 (Covid-19).
2.3
Belanghebbende heeft op 29 december 2022 de definitieve aangifte winstbelasting 2021 ingediend. De verschuldigde winstbelasting volgens de definitieve aangifte is nihil.
2.4
De verzuimboete 2021 van NAf 250 is opgelegd vanwege het niet tijdig indienen van de definitieve aangifte winstbelasting 2021.
2022
2.5
Belanghebbende heeft op 29 maart 2023 de voorlopige aangifte winstbelasting 2022 ingediend.
2.6
Belanghebbende heeft op 29 juni 2023 om uitstel verzocht voor het indienen van de definitieve aangifte winstbelasting 2022. Er is verzocht om uitstel voor de duur van zes maanden. Als reden wordt genoemd dat de accountant pas in september verwacht de benodigde verklaring voor de vrijgestelde vennootschap te kunnen leveren.
2.7
Belanghebbende heeft op 28 november 2023 de definitieve aangifte winstbelasting 2022 ingediend. De verschuldigde winstbelasting volgens de definitieve aangifte bedraagt nihil.
2.8
De verzuimboete 2022 van NAf 500 is opgelegd vanwege het niet tijdig indienen van de definitieve aangifte winstbelasting 2022. Bij de hoogte van de boete is de Inspecteur uitgegaan van een tweede verzuim.

3.GESCHIL

3.1
In geschil is of de verzuimboetes 2021 en 2022 terecht en naar de juiste hoogte zijn opgelegd.

4.OVERWEGINGEN

4.1
Op grond van artikel 15, lid 2 van de Algemene Landsverordening Landsbelastingen (ALL) is de belastingplichtige gehouden op de laatste dag van de derde maand na afloop van het boekjaar over dat jaar voorlopige aangifte te doen en de belasting overeenkomstig die aangifte te betalen bij de Ontvanger. Uitstel voor het indienen van een voorlopige aangifte is niet mogelijk.
4.2
Op grond van artikel 15, lid 4, van de ALL is de belastingplichtige gehouden uiterlijk op de laatste dag van de zesde maand na afloop van het boekjaar over dat jaar definitieve aangifte te doen en de belasting overeenkomstig die aangifte te betalen bij de Ontvanger.
4.3
Op grond van artikel 15, lid 6 van de ALL neemt de Inspecteur een schriftelijk gemotiveerde beslissing binnen vijftien dagen na ontvangst van een verzoek om uitstel voor het doen van de definitieve aangifte. Indien een beslissing wordt genomen, geldt als datum van de beslissing de datum waarop het afschrift ter post is bezorgd. Indien de Inspecteur niet binnen vijftien dagen afwijzend heeft beslist, wordt de termijn van indiening van de definitieve aangifte verlengd met drie maanden.
4.4
Volgens de wettelijke bepaling diende de aangifte winstbelasting (zonder uitstel) voor het jaar 2021 uiterlijk op 30 juni 2022 en voor het jaar 2022 uiterlijk op 30 juni 2023 te worden gedaan.
4.5
Belanghebbende heeft op 29 juni 2022 voor het jaar 2021 een verzoek om uitstel gedaan voor de duur van zes maanden. De Inspecteur heeft aangevoerd dat uit het systeem van de Belastingdienst blijkt dat met dagtekening 9 juli 2022 afwijzend is beslist op dit verzoek, omdat de voorlopige aangifte voor het jaar 2021 niet tijdig was ingediend. Belanghebbende heeft vervolgens aangevoerd dat zij deze beslissing nooit heeft ontvangen. Ervan uitgaande dat de afwijzing van het verzoek om uitstel voor het jaar 2021 nimmer aan belanghebbende is bekend gemaakt (de Inspecteur heeft aangegeven dit niet nader te onderzoeken) wordt de termijn op grond van artikel 15 lid 6 ALL automatisch verlengd met drie maanden tot 30 september 2022.
4.6
Belanghebbende heeft op 29 juni 2023 voor het jaar 2022 een verzoek om uitstel gedaan voor de duur van eveneens zes maanden. Nu de Inspecteur op voornoemd uitstel niet heeft beslist, geldt ook voor dat jaar de automatische verlenging van drie maanden tot 30 september 2023.
4.7
Het Gerecht is van oordeel dat belanghebbende er niet vanuit mocht gaan dat nu door de Inspecteur niet is gereageerd op haar verzoeken om uitstel, deze voor de door haar verzochte duur van zes maanden zouden zijn gehonoreerd. Dat belanghebbende niet op de hoogte was van de automatische verlenging van drie maanden zoals neergelegd in artikel 15 lid 6 ALL, leidt niet tot een ander oordeel.
4.8
Gelet op het voorgaande heeft belanghebbende niet tijdig aan haar aangifteverplichting voldaan. Daarmee is voor zowel het jaar 2021 als 2022 sprake van een verzuim als bedoeld in artikel 18, lid 2 van de ALL ter zake waarvan de Inspecteur een boete kan opleggen van ten hoogste NAf 2.500.
4.9
Nadere regels voor het opleggen van boetes zijn opgenomen in Hoofdstuk IV van de Ministeriele regeling formeel belastingrecht (hierna: de regeling). In het onderhavig geval heeft de Inspecteur een boete van NAf 250 (2021) en NAf 500 (2022) opgelegd. Bij die laatste verzuimboete is de Inspecteur voor de hoogte van de boete uitgegaan van een tweede verzuim (artikel 4.3 en 4.4 van de regeling). Naar het oordeel van het Gerecht heeft de Inspecteur de regeling op juiste wijze toegepast.
4.1
Een verzuimboete dient achterwege te blijven indien sprake is van afwezigheid van alle schuld (AVAS). Van AVAS is sprake als belanghebbende alle in de gegeven omstandigheden van hem in redelijkheid te vergen zorg heeft betracht om te bewerkstelligen dat tijdig aangifte werd gedaan (vgl. Hoge Raad 15 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA7184). Het Gerecht is van oordeel dat daarvan in het onderhavige geval geen sprake is.
4.11
Al hetgeen belanghebbende verder heeft aangevoerd, waaronder de redenen genoemd in de uitstelverzoeken en de omstandigheid dat de Inspecteur zich bij het doen van uitspraak op het bezwaar tegen de verzuimboete voor het jaar 2021 zich niet aan de wettelijke termijnen heeft gehouden, leidt niet tot een ander oordeel. Ook volgt het Gerecht belanghebbende niet in haar stelling dat aangezien de verzuimboete voor het jaar 2021 pas op 29 juni 2023 is opgelegd, er geen corrigerende maatregelen meer konden worden getroffen om de aangifte voor het jaar 2022 tijdig in te dienen. Belanghebbende heeft er immers op dat moment zelf voor gekozen om te wachten met het doen van aangifte voor het jaar 2022 tot 23 november 2023, terwijl indien zij vervolgens binnen drie maanden, aangifte had gedaan zij (achteraf bezien) een tweede verzuimboete had kunnen voorkomen.
4.12
Belanghebbende doet tot slot een beroep op de algemene beginselen van behoorlijk bestuur (evenredigheidsbeginsel en gelijkheidsbeginsel). Het Gerecht is van oordeel dat de omstandigheid dat sprake is van een naar Curaçaos recht aan te merken beleggingsvennootschap vrijgesteld van winstbelasting en de volgens de aangifte verschuldigde belasting derhalve nihil bedraagt, niet maakt dat een boete wegens het niet tijdig doen van aangiften achterwege moet blijven. Een beroep op het evenredigheidsbeginsel slaagt in zoverre niet. Het Gerecht wijst er voorts op dat de evenredigheidstoets mede tot uitdrukking komt in de afweging of de boete passend en geboden is (zie hierna onder 4.14). Ook een beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet. De enkele stelling dat een andere vennootschap die behoort tot de groep waar ook belanghebbende toe behoort geen verzuimboete is opgelegd, ondanks dat ook in dat geval sprake zou zijn geweest van het te laat doen van aangifte, is daartoe onvoldoende. Zo al sprake zou zijn van gelijke gevallen hetgeen door de Inspecteur wordt betwist, heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat op dit vlak sprake is van begunstigend beleid, oogmerk van begunstiging of het voldoen aan de zogenoemde meerderheidsregel.
4.13
Het Gerecht acht de verzuimboetes passend en geboden.

5.PROCESKOSTEN

Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. drs. P.A.M. Pijnenburg, rechter, en uitgesproken op 17 april 2025, in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.M. de Leeuw van Weenen
.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: Cg 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: Cg 500