Uitspraak
1.Het verloop van de procedure
2.De vaststaande feiten
3.De vorderingen en het verweer
“de vernietiging van de aansprakelijkheidsbeschikking.”
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
In deze civiele bodemprocedure heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Sint Maarten op 20 maart 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een ex-echtgenote en de Ontvanger van Sint Maarten. De ex-echtgenote betwistte haar aansprakelijkheid voor de fiscale schulden van haar ex-echtgenoot, die dateren van voor en na hun echtscheiding. De zaak draait om de uitleg van artikel 1:102 van het Burgerlijk Wetboek, dat bepaalt dat na ontbinding van de gemeenschap van goederen, ieder der echtgenoten aansprakelijk blijft voor de gemeenschapsschulden waarvoor hij of zij voor de ontbinding aansprakelijk was. De ex-echtgenote stelde dat de aansprakelijkheid voor de belastingschulden verjaard was en dat de Ontvanger niet op de juiste wijze had gehandeld door de aansprakelijkstelling te handhaven zonder haar de mogelijkheid te bieden bezwaar te maken tegen de ambtshalve aanslagen.
Het Gerecht oordeelde dat de aansprakelijkstelling van de ex-echtgenote op grond van artikel 1:102 BW geldig was, maar dat de Ontvanger de ex-echtgenote in de gelegenheid moest stellen om de materiële belastingschuld vast te stellen. Dit was noodzakelijk omdat de ex-echtgenote niet in staat was geweest om bezwaar te maken tegen de ambtshalve aanslagen, wat in strijd zou zijn met de beginselen van behoorlijk bestuur. Het Gerecht heeft de zaak verwezen naar de rolzitting van 12 juni 2018 voor verdere behandeling, waarbij de Ontvanger moet zorgen voor de benodigde informatie uit het belastingdossier van de ex-echtgenoot.
De uitspraak benadrukt het belang van transparantie en de mogelijkheid voor belastingplichtigen om hun rechten te verdedigen, vooral in situaties waarin zij mogelijk onterecht aansprakelijk worden gesteld voor schulden die zij niet hebben kunnen betwisten.