ECLI:NL:OGEAM:2021:76

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
6 juli 2021
Publicatiedatum
11 augustus 2021
Zaaknummer
SXM202100827
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op vergaderingen en stakingsacties door politieambtenaren in kort geding

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 6 juli 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de openbare rechtspersoon Het Land Sint Maarten en de vakbonden N.A.P.B. en ABVO, alsook de individuele vakbondsbestuurder Rogerrel Eugenio Mauricia. Het geschil ontstond naar aanleiding van collectieve acties door politieambtenaren, die leden zijn van de vakbonden, in de vorm van een 'go slow' actie. Het Land vorderde een verbod op deze acties, omdat zij de bedrijfsvoering van de politie zouden bemoeilijken. De vakbonden en Mauricia voerden aan dat de acties gerechtvaardigd waren in het kader van collectief onderhandelen en dat er geen gevaar voor de openbare orde was.

Het Gerecht oordeelde dat het Land niet had aangetoond dat de acties daadwerkelijk de openbare orde in gevaar brachten. De rechter stelde vast dat de vakbonden het recht hebben om collectieve acties te ondernemen, mits deze redelijkerwijs bijdragen aan de uitoefening van het recht op collectief onderhandelen. De vorderingen van het Land om de vakbonden te verbieden om vergaderingen en andere acties te organiseren, werden toegewezen, maar de vorderingen tegen Mauricia werden afgewezen. Het Gerecht oordeelde dat de vakbonden en Mauricia in hun vorderingen ontvankelijk waren, en dat er geen noodzaak was voor een rectificatie van de uitspraken van het Land. Het vonnis werd uitgesproken door rechter A.J.J. van Rijen en de proceskosten werden toegewezen aan Mauricia.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Zaaknummer: SXM202100827
Vonnis in kort geding d.d. 6 juli 2021
inzake
de openbare rechtspersoon
HET LAND SINT MAARTEN,
zetelende in Sint Maarten,
eiseres in conventie,
verweerder in reconventie,
hierna: het Land,
gemachtigde: mr. A.A. KRAAIJEVELD,
tegen

1.de vereniging NATIONAAL ALGEMEEN POLITIE BOND, h.o.d.n. N.A.P.B,

gevestigd in Sint Maarten,

2. de vereniging ALGEMENE BOND VAN OVERHEIDSPERSONEEL, h.o.d.n. ABVO,

gevestigd in Sint Maarten,
hierna: de vakbonden,

3. Rogerrel Eugenio MAURICIA,

wonende in Sint Maarten,
hierna: Mauricia,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
gemachtigde: mr. C.H.J. MERX,

1.Verloop van de procedure

1.1.
Het Gerecht heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
verzoekschrift met producties, ontvangen op 24 juni 2021,
pleitnota namens het Land,
pleitnota met producties en reconventionele vordering van de vakbonden en Mauricia.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 juni 2021 in aanwezigheid van alle partijen. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
1.2.
Vonnis is nader bepaald op heden.
2. De feiten
2.1.
De leden van de vakbonden zijn politieambtenaren. Mauricia is voorzitter van de N.A.P.B.
2.2.
Bij brief van 18 juni 2021 schrijft Mauricia namens de N.A.P.B., nadat er dezelfde dag een ledenvergadering had plaatsgevonden, onder andere het volgende aan de hoofdcommissaris van politie:
“During this meeting which was very informative and well attended. All known issues of the members were address. Updates of issues so far the Union are aware of were clear out to the members. In preparation of their vacations allowance which is every civil servant issue so therefore our members, the members have decided to start putting pressure in a form of a “go slow” mode. This “go slow” mode is not to hamper any operations of their prestigious Police Organization. (…) With this “go slow” mode the Management team will see productivity on its highest level. The management can expect visibility of the men and women in blue all over Sint Maarten. This “go slow” mode is intended to have to community questions the police. It is for the community to continue to be great full to this Police Force and have understanding that despite their pain & suffer we, always will be there to protect and serve. (…)”.
2.3.
Uit (overgelegde) mediaberichten blijkt dat politieambtenaren (leden van beide vakbonden) hebben gedemonstreerd in Philipsburg bij het parlementsgebouw en bij het regeringsgebouw, dat zij in optocht door Philipsburg zijn gelopen, dat zij in groepen zijn gezien bij de International Airport en bij het Immigration Office. Een en ander overwegend gekleed in uniform. Deze acties zijn op of omstreeks 21 juni 2021 begonnen.
2.4.
Bij brief van 22 juni 2021 van de N.A.P.B. aan de Statenleden, die door het Land is overgelegd, blijkt dat haar leden de volgende klachten hebben:
de overgang van de ambtenaren van de voormalige Nederlandse Antillen naar het Land alsmede de overgang van de immigratieambtenaren van de politie naar de Immigratieafdeling;
de bovenwindentoeslag die met terugwerkende kracht van 10-10-10 op de salarissen van de ambtenaren moet worden uitgekeerd,
het overtreden door het Land van de regels die zien op promotie van politieambtenaren,
schending van het recht op collectief onderhandelen van de vakbond door het Land,
schending van de
“ILO Equal Remuneration Convention”als de Nederlandse politieambtenaar vergeleken wordt met de lokale ambtenaar terwijl ze het zelfde werk uitvoeren,
“violation of the national ordinance…..
-
by paying only 3% vacation allowance 2019-2020 (letters united unions…..)
-
declaration MINFIN not to pay the 6% vacation allowance 2020-2021 due this month.
If by the end of this month there is no agreement with the NAPB on the elimination of these violations of the worker’s right of workers in the Justice chain, the NAPB union has no other recourse than to support its membership to exercise their right to organize industrial action.”

3.Het geschil in conventie en in reconventie

3.1.
Per e-mail van 24 juni 2021 heeft het Land om een ordemaatregel gevraagd die onmiddellijk zou ingaan. Dat verzoek heeft het Gerecht per e-mail van dezelfde dag afgewezen, zodat het Gerecht op die vordering niet meer hoeft in te gaan. De resterende vordering van het Land luidt dat het Gerecht, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis de volgende beslissingen neemt:
gedaagden te verbieden om vergaderingen, werkonderbrekingen, optochten en publieke manifestaties te organiseren, helpen organiseren, of doen organiseren, en bij te wonen, indien die activiteiten leiden tot bemoeilijking van de bedrijfsvoering,
gedaagden te verbieden zich anders dan in de uitoefening van hun ambtelijke taken op enigerlei wijze contact te zoeken met de cruisegasten vanaf hun aankomst op Sint Maarten tot hun vertrek op Sint Maarten, of deze cruisegasten op enigerlei wijze direct of indirect te hinderen,
gedaagden te gebieden om hun leden te instrueren het werk te hervatten op de voor ieder van hen geldende werkplek,
it alles op straffe van een dwangsom van NAf. 100.000,- per dag, een dagdeel daaronder begrepen,
kosten rechtens, met wettelijke rente vanaf de veertiende dag na het in dezen te wijzen vonnis.
3.2.
Ter zitting heeft het Gerecht, blijkens het proces-verbaal, mondeling uitspraak gedaan en tegen de vakbonden de vordering onder a. toegewezen,
“waarbij wordt bepaald dat deze veroordeling geldt tot definitief uitspraak is gedaan.”
3.3.
De vorderingen in reconventie van de vakbonden en Mauricia luiden als volgt:
“Dat het Land wordt veroordeeld wegens het misbruik maken van het Procesrecht door op deze wijze en op deze manier de Bonden en de vertegenwoordiger daarvan Publiekelijk voor schut te zetten door het stellen en opvoeren van stellingen die niet op waarheid berusten met het verzoek aan Uw gerecht om het Land te verplichten:
om binnen twee uur na de uitspraak van dit vonnis via de radio, televisie en/of via sociale media te herroepen dat de veiligheid van de Politie en de gevangenis in gevaar werd gebracht,
het Land te verplichten met de vakbonden in overleg te treden over de bestaande agendapunten daaronder mede begrepen het functieboek,
dit alles op straffe van een dwangsom van NAf. 100.000 per dag en een dagdeel daaronder begrepen
met verklaring tot uitvoerbaarheid bij voorraad van dit vonnis.”
3.4.
Partijen verzoeken het Gerecht om de vorderingen van de andere partijen af te wijzen en hen te veroordelen in de proceskosten.
3.5.
Op de argumenten van partijen gaat het Gerecht hierna in, voor zover deze relevant blijken voor de beoordeling van het geschil.

4.De beoordeling

Het geschil in conventie:
Spoedeisend belang
4.1.
Het spoedeisend belang is met de aard van de vordering (tot verbieden van onrechtmatige stakingsacties) gegeven.
Regels over collectieve actie
4.2.
In zijn arrest van 19 juni 2015 (ECLI:NL:HR:2015:1687, FNV/Amsta) heeft de Hoge Raad regels geformuleerd die de rechtspraak in acht kan nemen bij de beoordeling of een collectieve actie al dan niet gerechtvaardigd is. Die regels luiden als volgt:
“3.3.4.
Het vorenstaande betekent dat, indien de organisatoren van een collectieve actie aannemelijk maken dat de actie redelijkerwijze kan bijdragen aan doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen, deze actie onder het bereik valt van art. 6, aanhef en onder 4, ESH en dus in beginsel moet worden aangemerkt als een rechtmatige uitoefening van het sociale grondrecht op collectieve actie. Het ligt dan op de weg van de werkgever of de derde die eist dat de uitoefening van het recht op collectieve actie in het concrete geval wordt beperkt of uitgesloten, om aannemelijk te maken dat deze beperking of uitsluiting naar de maatstaf van art. G ESH gerechtvaardigd is.Dit laatste is slechts het geval indien beperkingen aan het recht op collectieve actie maatschappelijk gezien dringend noodzakelijk zijn (zie voor dit laatste rov. 4.3 van HR 21 maart 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2309, NJ 1997/437 (Streekvervoer)).
3.3.5
Bij de beoordeling óf een beperking of uitsluiting van de uitoefening van het recht op collectieve actie in het concrete geval, maatschappelijk gezien, dringend noodzakelijk is, dient de rechter alle omstandigheden mee te wegen (zie HR 30 mei 1986, ECLI:NL:HR:1986:AC9402, NJ 1986/688 en HR 21 maart 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2309, NJ 1997/437). Daarbij kunnen onder meer van belang zijn de aard en duur van de actie, de verhouding tussen de actie en het daarmee nagestreefde doel, de daardoor veroorzaakte schade aan de belangen van de werkgever of derden, en de aard van die belangen en die schade. Zoals volgt uit hetgeen hiervoor in 3.3.3 is overwogen, kan in dit verband ook (onder omstandigheden zelfs beslissende) betekenis toekomen aan het antwoord op de vraag of de spelregels zijn nageleefd.
3.3.6
Opmerking verdient voorts nog dat als de actie mede personen treft met een bijzondere kwetsbaarheid zoals jeugdigen, gehandicapten, bejaarden, en anderen die in bijzondere mate zorg behoeven, in die zin dat zij afbreuk doet aan de mogelijkheid van hun verzorging waardoor die personen worden blootgesteld aan het gevaar dat hun geestelijke of lichamelijke gezondheid wordt geschaad, de actie op grond van art. G ESH al snel als onrechtmatig moet worden aangemerkt (vgl. HR 22 november 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC0424, NJ 1992/508).”
4.3.
Volgens het Land hebben de bonden deze regels geschonden. Het Land voert aan dat de politieambtenaren de eerste
“home porting”zouden willen verstoren en dat de hiervoor onder 2.3. vermelde acties
“de nationale veiligheid”in gevaar hebben gebracht. Temeer omdat de leden van de bonden en Mauricia de politiewacht zijn binnengevallen en de meldkamer dwingen alleen nog maar A1 meldingen (levensbedreigende situaties) te accepteren. Feitelijk is er geen sprake van “slow down” maar is de basale politiezorg ernstig in gevaar. Ook zouden de leden een vergadering van de Staten hebben verstoord. Verder dat ze immigratiemedewerkers op het vliegveld hebben gedwongen met hen mee te demonstreren en dat zou ook gelden voor de bewaarders van de gevangenis. Het hoofd van de immigratie zou eigenhandig vertrekkende toeristen hebben moeten “uitchecken” qua paspoortcontrole omdat zijn medewerkers aan het actievoeren waren.
4.4.
Het Gerecht heeft ter zitting de vakbonden en Mauricia ondervraagd over de acties. De vakbonden en Mauricia hebben het Gerecht verzekerd dat er geen sprake van is dat de basale politiezorg in gevaar komt. Zij hebben niet een vergadering van de Staten verstoord; toen de Voorzitter van de Staten vernam van de demonstratie heeft hij aangeboden te bemiddelen en heeft hij daartoe de vergadering zelf onderbroken. De vakbondsleden zijn niet de parlementszaal binnen geweest. De demonstrerende vakbondsleden zijn nooit bij de gevangenis geweest. Evenmin zijn zij een politiewacht binnengevallen en het is ook niet zo dat zij de medewerker van de meldkamer ergens toe hebben gedwongen. Wel zijn zij bij immigratie en bij het vliegveld geweest en hebben zij gesproken met de collega’s aldaar. Sommigen zijn meegegaan in een touringcar naar een vergadering maar te allen tijde is er voldoende mankracht achtergebleven om de werkzaamheden te kunnen verrichten. Ter zitting corrigeerde het hoofd van de immigratiedienst de advocaat van het Land; hij heeft met drie andere medewerkers de toeristen uitgecheckt en niet in zijn eentje. De overige antwoorden op de vragen van de rechter door de vakbonden heeft het Land ter zitting onvoldoende kunnen weerleggen. Naar voorlopig oordeel van het Gerecht heeft dan ook te gelden dat het Land niet heeft kunnen aantonen dat de
“slow down”acties een gevaar hebben gevormd voor de openbare orde, laat staan voor de
“nationale veiligheid”. Evenmin heeft het Land aangetoond dat kwetsbare personen risico hebben gelopen.
4.5.
Op grond van het bovenstaande arrest van de Hoge Raad geldt dat de vakbonden in principe het recht hebben om collectieve acties te ondernemen als dit redelijkerwijs kan bijdragen aan het recht op collectief onderhandelen. Zoals de rechter ter zitting heeft gezegd moet dan echter wel duidelijk zijn welk doel de vakbonden willen bereiken met deze acties. Uit de aankondiging van deze acties in de brief van 18 juni 2021 aan de hoofdcommissaris blijkt dit, naar voorlopig oordeel, onvoldoende. Daarin wordt uitsluitend gesproken over de “
vacation allowance”maar niet wordt verwezen naar een laatste overleg- of onderhandelingsmoment daarover of wat de volgende stap is die wordt verwacht van de werkgever (het Land). Ter zitting werd uitgelegd door Mauricia dat de acties meer hun oorzaak vonden in een gevoel van wanhoop en frustratie om alle redenen die zijn vermeld in de brief van 22 juni 2021.
4.6.
Vanuit het perspectief van het politiepersoneel en de vakbonden begrijpt het Gerecht dat gevoel van wanhoop en frustratie. De politie is sinds 10-10-10 chronisch onderbezet (40% onder de voorgeschreven bezetting) en wordt sinds vorig jaar ook nog eens geconfronteerd met de korting van 12,5% op het overheidsbudget die door de Koninkrijksregering aan het Land Sint Maarten is opgelegd. En wel in de vorm van een door het Land geïnitieerde korting op hun salaris (niet uitbetalen vakantiegeld) waarvoor overigens tot op heden geen wettelijke grondslag bestaat omdat wetgeving daarover op Sint Maarten (nog) niet is aangenomen. De
‘’slow down”acties zijn daarom, naar voorlopig oordeel, eerder ingegeven door deze frustraties (de directe aanleiding is dan mogelijk het voor de tweede keer niet betalen van het -volledige- vakantiegeld) dan dat deze bedoeld zijn om concrete onderhandelingen met het Land kracht bij te zetten.
4.7.
Het voorlopig oordeel komt erop neer dat de “slow down” acties dus niet voldoen aan de criteria die hiervoor in voormeld arrest zijn gegeven. Daarom komt het onder a. door het Land gevorderde voor toewijzing in aanmerking, zoals het Gerecht ook al in zijn mondelinge vonnis heeft gedaan. Daarbij overweegt het Gerecht uitdrukkelijk dat, blijkens de formulering van deze vordering: “
indien die activiteiten leiden tot bemoeilijking van de bedrijfsvoering”,het Land tegen deze
“slow down”acties, en overige acties, kennelijk geen bezwaar heeft, zolang zij het politiewerk maar niet bemoeilijken. Daarmee is gelijk gegeven dat de vordering onder c. van het Land moet worden afgewezen. Evenmin zal het Gerecht de vordering onder b. kunnen toewijzen: er is werkelijk geen begin van een aanwijzing dat de leden van de vakbonden toeristen hebben lastig gevallen of dat van plan zouden zijn. Het Gerecht zal niet de gevorderde dwangsommen toewijzen omdat het Gerecht vertrouwen heeft in de uitlatingen van de vakbonden op de zitting dat de basis politiezorg op Sint Maarten altijd zal worden uitgevoerd. Een andere reden voor de afwijzing is dat het Land, zoals gezegd, niet heeft kunnen aantonen dat de bedrijfsvoering van de politie in gevaar is gekomen.
De vorderingen tegen Mauricia
4.8.
Mauricia is een van de vier bestuurders van de N.A.P.B. Blijkens het verzoekschrift en de pleitnota van het Land wordt aan hem verweten dat hij de acties organiseert en dat hij, in (overigens niet overgelegde) interviews stelt dat de leden zelfstandig die acties organiseren en de vakbonden daar buiten staan.
4.9.
Uit wat hiervoor is overwogen blijkt reeds dat de aantijgingen van het Land over wat de acties behelzen en de gevolgen daarvan niet zijn komen vast te staan in dit kort geding. Dat betekent dan ook dat reeds op deze grond de vorderingen tegen Mauricia dienen te worden afgewezen. Verder geldt dat Mauricia, gelet op zijn positie als bestuurslid van de N.A.P.B., geacht kan worden in die rol te hebben opgetreden en moet het Land stellen en bewijzen dat hij persoonlijk onrechtmatig jegens het Land heeft gehandeld. Dat is evenmin komen vast te staan; integendeel uit de foto van Mauricia aan het hoofd van een groep demonstrerende demonstraten kan juist worden afgeleid dat hij dat deed in zijn rol als voorzitter van de N.A.P.B. en dat blijkt natuurlijk ook uit zijn brief van 18 juni 2021.
4.10.
Het Gerecht overweegt verder dat het persoonlijk in rechte betrekken door het Land van een vakbondsbestuurder niet past in de goede verhoudingen die het Land moet nastreven in haar rol van werkgever in onderhandelingen met vakbonden. Naar voorlopig oordeel is het ongepast om op deze wijze “op de persoon te spelen”.
4.11.
De vorderingen tegen Mauricia worden dus afgewezen.
Het geschil in reconventie
Ontvankelijkheid
4.12.
Door het Land wordt het Gerecht gevraagd de reconventionele vorderingen “buiten behandeling te laten” omdat deze “1 uur en 42 minuten” vóór de aanvang van de mondelinge behandeling zijn ingesteld. Het Gerecht begrijpt dat het Land bepleit dat de vakbonden en Mauricia in deze vorderingen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Het Gerecht overweegt dat het kort geding, op verzoek van het Land, op heel korte termijn is gepland. Als gedaagden in zo’n spoedeisend kort geding het wenselijk achten om een reconventionele vordering in te dienen moet dat in principe kunnen, mits die reconventionele vordering nauw verband houdt met het door het Land gevorderde. Lezing van de reconventionele vorderingen wijst uit dat dit het geval is. Daarom kunnen de vakbonden en Mauricia in hun vorderingen wel worden ontvangen.
Spoedeisend belang
4.13.
Het spoedeisend belang is met de aard van de vorderingen (rectificatie en opnieuw in overleg treden over de door de vakbonden opgegeven agendapunten) gegeven.
Inhoudelijke beoordeling
4.14.
Naar voorlopig oordeel is een rectificatie niet nodig. Uit de overwegingen in conventie blijkt immers dat het Gerecht van oordeel is dat de veiligheid op Sint Maarten niet in het geding is geweest. De vakbonden en Mauricia kunnen dit vonnis publiceren en daar dus ruchtbaarheid aan geven. Dat is genoeg.
4.15.
Ter zitting heeft het Land medegedeeld dat de volgende dag overleg over de functieboeken zou plaatsvinden. Uit de media heeft het Gerecht begrepen dat dit overleg heeft plaatsgevonden en ook dat de beide vakbonden inmiddels zijn toegelaten tot de Commissie van Vakorganisaties. Dat betekent dat er momenteel beweging zit in de communicatie tussen het Land en de vakbonden zodat er geen reden is voor een veroordeling op dit punt.
4.16.
De vorderingen in reconventie worden dus afgewezen.
Verder in conventie en in reconventie
4.17.
Het Land wordt veroordeeld in de proceskosten van Mauricia. Voor het overige dienen partijen de proceskosten voor eigen rekening te houden.

5.De beslissing

Het Gerecht:
rechtdoende in kort geding in conventie en in reconventie:
verbiedt NAPB en ABVO om vergaderingen, werkonderbrekingen, optochten en publieke manifestaties te organiseren, helpen organiseren of doen organiseren en bij te wonen indien die activiteiten leiden tot bemoeilijking van de bedrijfsvoering van de politie,
veroordeelt het Land in de proceskosten van Mauricia, begroot op nihil aan verschotten en op NAf. 1.000,00 aan salaris gemachtigde,
verklaart deze beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter, en op 6 juli 2021 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.