In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, gaat het om een geschil tussen de stichting Lagoon Garden Apartments Foundation en de voormalige echtgenoten [A] en [B] over achterstallige bijdragen voor het onderhoud van een appartementencomplex. De stichting vordert betaling van een bedrag van USD 35.952,00 aan achterstallige bijdragen, vermeerderd met rente en kosten. De gedaagden, [A] en [B], zijn hoofdelijk aansprakelijk voor deze bijdragen op basis van de stichtingsakte en het kettingbeding in de koopovereenkomst van het appartement dat zij gezamenlijk bezitten.
De procedure begon met een verzoekschrift dat op 28 juni 2021 werd ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling op 17 december 2021. Tijdens deze zitting was de stichting vertegenwoordigd door haar gemachtigde, terwijl [A] en [B] ook aanwezig waren, met uitzondering van [B] die niet verscheen. De rechter heeft de feiten en het procesverloop in detail besproken, waarbij de verjaring van de vordering door [A] werd aangevoerd. Het Gerecht oordeelde dat de stuitingshandeling van de stichting, door middel van een sommatiebrief, enkel van toepassing was op [B] en niet op [A]. Hierdoor was [A] niet betalingsplichtig voor bijdragen die vóór 26 augustus 2015 opeisbaar waren.
Het Gerecht heeft de vorderingen van de stichting grotendeels toegewezen, met uitzondering van de vorderingen in reconventie van [A], die zijn afgewezen. De rechter heeft geoordeeld dat de jaarlijkse bijdragen correct waren vastgesteld en dat de gevorderde rente van 2% per maand niet onredelijk was. De proceskosten werden toegewezen aan de stichting, waarbij [A] en [B] hoofdelijk aansprakelijk werden gesteld voor de achterstallige bijdragen en de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 8 februari 2022 door mr. A.J.J. van Rijen.