In deze zaak heeft verzoeker op 29 september 2023 een verzoekschrift ingediend, waartegen verweerster op 31 oktober 2023 een verweerschrift heeft ingediend. De mondelinge behandeling vond plaats op 1 november 2023, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen. Verweerster, Boss B.V., heeft een salarisstrook overgelegd die op 28 april 2023 door verzoeker is ontvangen. De rechter heeft aan het einde van de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan.
De rechter heeft de verzoeken van verzoeker afgewezen, met uitzondering van het gedeelte dat betrekking heeft op niet-betaalde overuren en vakantiedagen. De zaak is verwezen naar de rol van 22 november 2023 voor akte uitlating aan de zijde van verzoeker en naar de rol van 13 december 2023 voor antwoordakte aan de zijde van Boss. De rechter heeft verder iedere verdere beslissing aangehouden.
De beoordeling van de rechter richtte zich op de vraag of er op en na 10 april 2023 nog sprake was van een arbeidsovereenkomst tussen partijen. Vastgesteld werd dat Boss een tweede arbeidsovereenkomst voor 12 maanden had aangeboden, die verzoeker niet had ondertekend. De rechter concludeerde dat er, ondanks het ontbreken van de handtekening van verzoeker, een nieuwe arbeidsovereenkomst was ontstaan die op 10 april 2023 eindigde. Hierdoor kon verzoeker zich niet beroepen op artikel 7:668a BW, wat betekent dat hij geen recht had op loon en andere emolumenten vanaf die datum. De rechter heeft de verzoeken van verzoeker, met uitzondering van de niet-betaalde overuren en vakantiedagen, afgewezen.