ECLI:NL:OGEAM:2025:12

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
10 maart 2025
Publicatiedatum
24 maart 2025
Zaaknummer
SXM202300411 en SXM202300412
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Recht op aftrek van studiekosten in verband met terugbetaling studieschuld

In deze zaak is in geschil of de belanghebbende recht heeft op aftrek van studiekosten in verband met de terugbetaling van een studieschuld. De belanghebbende heeft op 31 mei 2022 aanslagen inkomstenbelasting en premie AVBZ voor het jaar 2019 ontvangen, waarop zij bezwaar heeft gemaakt. De Inspecteur heeft de bezwaren ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende beroep heeft ingesteld bij het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten. Tijdens de zitting op 13 juni 2024 is de belanghebbende verschenen, bijgestaan door een tolk, en heeft de Inspecteur een vertegenwoordiger gestuurd. De belanghebbende heeft in haar aangifte een bedrag van NAf 9.028 in aftrek gebracht, maar de Inspecteur heeft dit bedrag niet toegestaan. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de geclaimde aftrek ziet op studiekosten zoals bedoeld in artikel 16A, lid 1, sub b, van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943. Het Gerecht oordeelt dat de terugbetalingen van de studieschuld geen aftrekbare studiekosten zijn, omdat deze niet in het jaar 2019 op de belanghebbende hebben gedrukt. Het beroep is ongegrond verklaard, en er is geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is gedaan op 10 maart 2025.

Uitspraak

Uitspraak van 10 maart 2025
BBZ nrs. SXM202300411 en SXM202300412
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken 1940 van:
[Belanghebbende], wonende te Sint Maarten,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend te Sint Maarten,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn op 31 mei 2022 aanslagen inkomstenbelasting (IB) en premie AVBZ voor het jaar 2019 opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 154.253 en een premie-inkomen van NAf 161.097.
1.2
Belanghebbende heeft hiertegen op 8 juli 2022 bezwaar gemaakt.
1.3
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 7 februari 2023 de bezwaren ongegrond verklaard.
1.4
Belanghebbende heeft op 6 april 2023 tegen de uitspraken van de Inspecteur beroep ingesteld bij het Gerecht. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.5
De Inspecteur heeft op 27 oktober 2023 een verweerschrift ingediend.
1.6
De zitting heeft plaatsgevonden op 13 juni 2024 te Philipsburg. Belanghebbende is verschenen, bijgestaan door een tolk. Namens de Inspecteur is verschenen [A]. De onderhavige zaken zijn gelijktijdig behandeld met de zaken met zaaknummers SXM202300391, SXM202300409 en SXM202300410 betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2018 opgelegde aanslagen IB en premies AOV/AWW en AVBZ. Het beroep ter zake van deze aanslagen is op 29 januari 2025 ingetrokken.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende heeft op 31 augustus 2020 aangifte IB voor het jaar 2019 gedaan naar een belastbaar inkomen van NAf 145.225 en een premie-inkomen van NAf 152.069.
2.2
Belanghebbende heeft in haar aangifte een bedrag van NAf 9.028 in aftrek gebracht onder de post “Interest and costs of loans”. Uit de tot het procesdossier behorende brief van 10 december 2019 van Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) met onderwerp “Eindstand lokaal terugbetalen 2019” volgt dat de geclaimde aftrek ziet op de terugbetaling van een studieschuld.
2.3
In de brief van 10 december 2019 is – voor zover hier relevant – het volgende vermeld:
“(…) In deze brief staat uw eindstand van het lokaal terugbetalen van uw studieschuld in 2019.
(…)
In 2019 moest u een totaalbedrag terugbetalen van € 2.080,40. De koers voor 2019 was vooraf vastgesteld op € 1 = NAf 2,04060. Dit betekent dat u in 2019 totaal NAf 4.245,26 moest voldoen.
Wij hebben dit jaar (tot en met 30 november 2019) van u NAf 4.245,30 ontvangen. (…).”
2.4
Bij het opleggen van de aanslagen IB en premie AVBZ voor het jaar 2019 is de Inspecteur afgeweken van de door belanghebbende ingediende aangifte. De Inspecteur heeft het geclaimde bedrag van NAf 9.028 niet in aftrek toegestaan.

3.GESCHIL

3.1
In geschil is of belanghebbende recht heeft op aftrek in verband met de terugbetaling van een studieschuld.
3.2
Belanghebbende beantwoordt die vraag bevestigend en de Inspecteur ontkennend.
3.3
Belanghebbende heeft ter zitting verklaard dat zij er bij het indienen van de aangifte voor het jaar 2019 per abuis vanuit is gegaan dat het hiervoor in de brief van DUO vermelde bedrag van NAf 4.245,30 om een bedrag in euro ging. Tussen partijen is niet in geschil dat indien belanghebbende in aanmerking komt voor aftrek, voor de hoogte moet worden uitgegaan van het betaalde bedrag van NAf 4.245,30.

4.OVERWEGINGEN

4.1
Het Gerecht stelt vast dat de geclaimde aftrek ziet op studiekosten als bedoeld artikel 16A, lid 1, sub b, van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (LIB).
4.2
Artikel 16A, lid 1, sub b, van de LIB luidt voor zover hier van belang:
“Buitengewone lasten zijn de op de belastingplichtige drukkende uitgaven ter zake van opleiding of studie voor een beroep van hemzelf of zijn echtgenoot”
4.3
Het Gerecht stelt voorop dat studiekosten drukken in het jaar waarin zij betaald zijn, ongeacht of die betaling geschiedt uit eigen middelen of uit middelen die via de lening ter beschikking zijn gekomen. [1] Belanghebbende heeft in het jaar 2019 een deel van haar studieschuld terugbetaald. Daarbij gaat het niet om studiekosten die in het jaar 2019 op belanghebbende hebben gedrukt. De terugbetalingen van de studieschuld vormen daarom geen aftrekbare studiekosten. [2]
4.4
Het Gerecht merkt verder op dat voor zover in het bedrag van NAf 4.245,30 betaalde rente zou zijn verdisconteerd, de Inspecteur ter zitting heeft toegezegd dat dat bedrag wel voor aftrek in aanmerking komt. Nu echter uit de brief van DUO van 10 december 2019 niet blijkt van betaalde rente, heeft de Inspecteur het volledige bedrag aan aftrek naar het oordeel van het Gerecht terecht gecorrigeerd.
4.5
Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. drs. P.A.M. Pijnenburg, rechter, en is uitgesproken op 10 maart 2025, in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.M. de Leeuw van Weenen.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Frontstreet 58 (The Courthouse)
Philipsburg
Sint- Maarten
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van NAf 300 verschuldigd.

Voetnoten

1.Vgl. GEA Curaçao, 26 mei 2016 ECLI:NL:OGEAC:2016:29.
2.Vgl. Hoge Raad, 2 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006:AX6372.