ECLI:NL:OGEAM:2025:136

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
16 december 2025
Publicatiedatum
17 december 2025
Zaaknummer
SXM202501197
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot aanleg toegangsweg en bouwstop West Vue project Sint Maarten

In deze zaak hebben eisers, wonende in Sint Maarten, een kort geding aangespannen tegen NLGY Development Ltd, de Minister van Volksgezondheid, Ruimtelijke Ordening, Milieu en Infrastructuur, en het Land Sint Maarten. De eisers vorderen onder andere een bouwstop voor het West Vue-project en de aanleg van een verharde toegangsweg naar hun percelen. De procedure begon met een verzoekschrift op 7 november 2025, gevolgd door producties van beide partijen en een mondelinge behandeling op 2 december 2025. De eisers stellen dat de bereikbaarheid van hun woningen in gevaar komt door de werkzaamheden van NLGY, die een bouwproject uitvoert nabij hun appartementen. De Minister en het Land hebben zich verweerd door te stellen dat er een privaatrechtelijke overeenkomst bestaat tussen eisers en NLGY, en dat zij geen verplichtingen hebben in deze kwestie. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de vorderingen tegen de Minister en het Land niet ontvankelijk zijn, maar heeft NLGY wel veroordeeld om een toegangsweg aan te leggen. De vordering tot aanleg van de toegangsweg is toegewezen, met een dwangsom voor elke dag dat NLGY niet voldoet aan de uitspraak. De vorderingen tegen de Minister en het Land zijn afgewezen, en de proceskosten zijn toegewezen aan de Minister en het Land.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Zaaknummer: SXM202501197
Vonnisdatum: 16 december 2025
in de zaak van

1.[eiser 1],

2. [eiser 2],

3. [eiser 3],

4. [eiser 4],

wonende in Sint Maarten,
eisers,
gemachtigde: mr. G. Hatzmann,
tegen

1.NLGY DEVELOPMENT LTD

H.O.D.N. NLGY DEVELOPMENT COMPANY LTD,
gevestigd in Sint Maarten,
gedaagde sub 1, “NLGY”,
gemachtigde: mr. Z.J.A. Bary, en
2. DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING, MILIEU EN INFRASTRUCTUUR,
zetelende te Sint Maarten,
gedaagde sub 2, “de Minister”,
gemachtigden: mr. G.B. Simmons-De Jong en mr. V.T. Pantophlet, en

3.3. HET LAND SINT MAARTEN,

gedaagde sub 3, “Het Land”,
gemachtigden: mr. G.B. Simmons-De Jong en mr. V.T. Pantophlet.

1.1. Het verloop van de procedure

1.1.
Eisers hebben op 7 november 2025 een verzoekschrift ingediend.
Op 26 november 2025 hebben de Minister en Het Land producties ingediend.
Op 28 november 2025 hebben eisers producties ingediend, waaronder een video-opname.
Op 1 december 2025 heeft NLGY producties in het geding gebracht.
Vervolgens heeft op 2 december 2025 de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij partijen en de gemachtigden zijn verschenen en op schrift gestelde pleitaantekeningen hebben voorgedragen en overgelegd.
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
NLGY is eigenaar van een aantal percelen grond aan de [straat] en realiseert daar het bouwproject West Vue dat voorziet in de bouw van een complex met commerciële ruimten, alsmede in de bouw van ondergrondse verdiepingen met parkeerplaatsen.
2.2.
Eisers zijn woonachtig in een appartementencomplex gelegen direct naast de percelen waarop projectontwikkelaar NLGY het West Vue-project wil realiseren:
  • [eiser 1] zijn mede-eigenaren van Jordan Road # 12 Unit 6;
  • [eiser 2] zijn mede-eigenaren van Jordan Road # 12 Units 2 & 4;
  • [eiser 3] zijn mede-eigenaren van Jordan Road # 12
  • [eiser 4] zijn mede-eigenaren van Jordan Road # 12
2.3.
Voor het West Vue-project heeft de Minister op 9 februari 2024 een bouwvergunning aan NLGY verleend.
2.4.
Op 24 januari 2025 zijn partijen ter beëindiging van een kort geding procedure (SXM202401458) een schikking overeengekomen. Onder punt 2 van die overeenkomst staat het volgende:
‘NLGY zal er voor zorgen dat vanaf oktober 2025 de tijdelijke weg zodanig wordt verlegd dat eisers hun perceel via de oorspronkelijke locatie van de rechten van overpad (zijnde de rode lijn zoals weergegeven op de foto’s onder punt 5 van de pleitnota van NLGY) kunnen bereiken.’
2.5.
Na de verleende bouwvergunning heeft NLGY afzonderlijke aanvragen ingediend voor afgraven, rooien en slopen die door VROMI zijn beoordeeld in verband met af te geven civil works permits. Er hebben technische inspecties plaatsgevonden en er zijn adviezen opgesteld. Op 29 april 2025 zijn de conceptbesluiten aan belanghebbenden toegezonden, waaronder eisers.
2.6.
Eisers hebben op 7 mei 2025 een zienswijze ingediend. Op 16 mei 2025 heeft VROMI de civil works permits verleend. Tegen deze besluiten is door eisers beroep ingesteld. Deze procedure is aanhangig bij de bestuursrechter.
2.7.
Op 3 juli 2025 hebben eisers een LOB-verzoek bij VROMI ingediend. De door VROMI aangeleverde plannen/tekeningen zijn door eisers naar Geobest gestuurd voor een geotechnische risicoanalyse.
2.8.
Op 15 oktober 2025 heeft Geobest een rapportage uitgebracht. In de conclusie van dit rapport staat onder andere het volgende:
- to our knowledge, no soil investigation was conducted; (…)
- no geotechnical or geo-hydrological calculations and analyses were supplied; (…)
- the lack of all the above-mentioned information is unacceptable for a high-risk building project as considered here. As a result, the risk profile increases dramatically
- the construction of this project above should be stopped until all building plans are made available, soil investigations, geotechnical and geo-hydrological studies are conducted, properly reported and reviewed by a third party.
2.9.
Op 16 oktober 2025 hebben eisers NLGY gesommeerd om er zorg voor te dragen dat eisers binnen een week alsnog een verharde (geasfalteerde) toegangsweg tot hun percelen hebben, dat hun percelen goed en veilig met een auto bereikbaar zijn en dat NLGY al haar werkzaamheden aan het West Vue project staakt.
2.10.
Bij e-mailbericht van 16 oktober 2025 hebben eisers de Minister gesommeerd om uiterlijk 17 oktober 2025 om 14:00 een bouwstop aan NLGY op te leggen, intrekking van de aan NLGY verleende vergunningen in te trekken en NLGY te verplichten om er voor zorg te dragen dat cliënten over een veilige, voor auto’s geschikte toegangsweg tot hun percelen beschikken.
2.11.
Bij e-mailbericht van 28 oktober 2025 heeft de advocaat van NLGY aan eisers medegedeeld dat NLGY niet aan de sommaties van eiseres zal voldoen. De Minister heeft geen formele schriftelijke reactie gegeven.

3.Het geschil

3.1.
Eisers vorderen bij vonnis in kort geding uitvoerbaar bij voorraad:
I.
NLGYte veroordelen om uiterlijk binnen twee weken na de datum van het in deze zaak te wijzen vonnis een verharde toegangsweg tot de percelen van eisers aan te leggen die eisers in staat stelt om hun percelen per auto te bereiken en die de hulpdiensten (ambulances en brandweerwagens) eveneens in staat stelt om de percelen van eisers te bereiken;
II. Te bepalen dat NLGY na ommekomst van de daartoe door het Gerecht te stellen termijn waarbinnen NLGY de verharde toegangsweg tot de percelen van eisers heeft moeten aanleggen een dwangsom van USD 1.000,-- met een maximum van USD 100.000,-- verbeurt voor elke dag of gedeelte van de dag dat die toegangsweg nog niet is aangelegd en NLGY derhalve in verzuim is;
III. NLGY te veroordelen om per ommegaande alle werkzaamheden aan het West Vue-project dient te staken tot het moment dat zij genoegzaam kan aantonen dat voormeld project geen onaanvaardbare veiligheidsrisico’s in zich herbergt;
IV. Te bepalen dat NLGY een dwangsom van USD 10.000,-- met een maximum van USD 1.000.000,-- verbeurt voor elke keer dat zij in strijd handelt met het onder punt III. aan haar op te leggen verbod;
V.
De Ministerte veroordelen om te bewerkstelligen dat uiterlijk binnen twee weken na de datum van het in deze zaak te wijzen vonnis de gevaarzettende, onrechtmatige situatie dat de percelen van eisers niet voor de hulpdiensten bereikbaar zijn, beëindigd zal zijn;
VI. Te bepalen dat de Minister na ommekomst van de daartoe door het Gerecht te stellen termijn waarbinnen de Minister dient te bewerkstelligen dat de in punt V. genoemde gevaarzettende, onrechtmatige situatie beëindigd zal zijn, een dwangsom van USD 1.000,-- met een maximum van USD 100.000,-- verbeurt voor elke dag of gedeelte van de dag dat die gevaarzettende, onrechtmatige situatie nog niet beëindigd is en de Minister derhalve in verzuim is;
VII. De Minister te veroordelen om te bewerkstelligen dat de gevaarzettende, onrechtmatige situatie die door de aan het West Vue-project verrichte werkzaamheden wordt veroorzaakt per ommegaande wordt beëindigd;
VIII. Te bepalen dat de Minister na ommekomst van de daartoe door het Gerecht te stellen termijn waarbinnen de Minister dient te bewerkstelligen dat de in punt VII. genoemde gevaarzettende, onrechtmatige situatie beëindigd zal zijn een dwangsom van USD 10.000,-- met een maximum van USD 100.000,-- verbeurt voor elke dag of gedeelte van de dag dat die gevaarzettende, onrechtmatige situatie nog niet beëindigd is en de Minister derhalve in verzuim is;
IX.
Het Landte veroordelen om te bewerkstelligen dat uiterlijk binnen twee weken na de datum van het in deze zaak te wijzen vonnis de gevaarzettende, onrechtmatige situatie dat de percelen van eisers niet voor de hulpdiensten bereikbaar zijn, beëindigd zal zijn;
X. Te bepalen dat het Land na ommekomst van de daartoe door het Gerecht te stellen termijn waarbinnen de Minister dient te bewerkstelligen dat de in punt IX. genoemde gevaarzettende, onrechtmatige situatie beëindigd zal zijn, een dwangsom van USD 1.000,-- met een maximum van USD 100.000,-- verbeurt voor elke dag of gedeelte van de dag dat die gevaarzettende, onrechtmatige situatie nog niet beëindigd is en de Minister derhalve in verzuim is;
XI. Het Land te veroordelen om te bewerkstelligen dat de gevaarzettende, onrechtmatige situatie die door de aan het west Vue-project verrichte werkzaamheden wordt veroorzaakt per ommegaande wordt beëindigd;
XII. Te bepalen dat het Land na ommekomst van de daartoe door het Gerecht te stellen termijn waarbinnen de Minister dient te bewerkstelligen dat de in punt XI. genoemde gevaarzettende, onrechtmatige situatie beëindigd zal zijn een dwangsom van USD 10.000,-- met een maximum van USD 100.000,-- verbeurt voor elke dag of gedeelte van de dag die gevaarzettende, onrechtmatige situatie nog niet beëindigd is en de Minister derhalve in verzuim is.
XIII. Zowel NLGY als de Minister als het Land te veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2.
Eisers leggen aan hun vordering ten grondslag dat NLGY heeft verzuimd om een verharde toegangsweg aan te leggen zoals in het proces-verbaal van het kort geding van 24 januari 2025 is opgenomen. Eisers stellen dat de bereikbaarheid van hun percelen tijdens de uitvoering van de werkzaamheden door NLGY beperkt zou zijn en dat dit veiligheidsrisico’s met zich brengt. Eisers hebben slechts per voet toegang tot hun percelen via een smal paadje langs rotsblokken en bouwafval. Aldus zijn de percelen van eisers onbereikbaar met hun auto’s alsook voor de hulpdiensten en zijn eisers reddeloos verloren wanneer zich een calamiteit voordoet.
3.3.
De Minister voert tot zijn verweer dat tussen eisers en NLGY een vaststellingsovereenkomst bestaat die geheel privaatrechtelijk van aard is, waarbij het Land en de Minister geen partijen zijn en dus ook geen verplichtingen of bevoegdheden daarin hebben. Ook heeft de Minister geen rol in de uitvoering van de werkzaamheden die NLGY op haar eigen terrein (binnen de reikwijdte van de verleende vergunningen) uitvoert die zien onder andere op de tijdelijke en definitieve toegang tot de percelen van eisers gedurende de uitvoering van het project. Indien eisers menen dat deze tijdelijke situatie een veiligheidsrisico oplevert waarvoor handhaving is aangewezen, staat daarvoor de reguliere bestuursrechtelijke route open middels een handhavingsverzoek. Het vragen van een bouwstop via een civiel kort geding terwijl de bestuursrechtelijke route uitdrukkelijk openstaat, past niet binnen de wettelijke taakverdeling.
3.4.
NLGY voert primair tot verweer dat het gerecht niet bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen sub III. en IV., dat er geen sprake is van spoedeisend belang en dat de vorderingen zich niet lenen voor behandeling in kort geding.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Waar gaat dit geschil over en waarover niet
4.1.
Het Gerecht stelt voorop dat het in dit kort geding gaat over de vraag of NLGY haar verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst is nagekomen en of NLGY met de uitvoering van haar bouwplannen onaanvaardbare veiligheidsrisico’s voor eisers in het leven roept. Het gaat dus niet om de vraag of de Minister in strijd met de wet een bouwvergunning aan NLGY heeft afgegeven.
Spoedeisend belang
4.2.
Het spoedeisend belang van eisers volgt uit de aard van de vordering (bouwstop en aanleg weg in verband met nooddiensten) en de onderbouwing ervan.
Bevoegdheid, vordering onaanvaardbare veiligheidsrisico’s
4.3.
De vorderingen tegen de Minister en het Land zien voor een deel op de door eisers gestelde onaanvaardbare veiligheidsrisico’s als gevolg van onjuiste civil works permits.
Formele rechtskracht komt toe aan een besluit van een bestuursorgaan waartegen een met voldoende waarborgen omklede bestuursrechtelijke rechtsgang heeft opengestaan die niet of niet met succes is gebruikt. Zij brengt mee dat de burgerlijke rechter in beginsel ervan moet uitgaan dat dit besluit wat betreft zijn wijze van totstandkoming en zijn inhoud in overeenstemming is met de desbetreffende wettelijke voorschriften en met algemene rechtsbeginselen. Deze regel berust op de gedachte dat een doelmatige taakverdeling tussen de bestuursrechter en de burgerlijke rechter geboden is, waarbij als uitgangspunt heeft te gelden dat ten aanzien van overheidsbesluiten de beslissing omtrent de vraag of het besluit jegens een belanghebbende als onrechtmatig moet worden aangemerkt, in een bestuursrechtelijke procedure wordt genomen. [1]
4.4.
Het gaat in deze zaak om de inmiddels onherroepelijk geworden bouwvergunning uit 2022 en de drie civil works permits van 16 mei 2025. De door de Minister genomen beslissingen hebben in beginsel voor de burgerlijke rechter in een later geding tussen partijen bindende kracht. Voorkomen moet worden dat de burgerlijke rechter over vragen waarover ook de bestuursrechter tot oordelen is geroepen, tot een ander oordeel komt dan deze en dat de burgerlijke rechter zich moet begeven in vragen die typisch tot het werkterrein van de bestuursrechter behoren.
Eisers hebben ook gebruikgemaakt van hun mogelijkheden in de bestuursrechtelijke route. Zij hebben zienswijzen ingediend voordat de Minister zijn besluiten over de civil works permits heeft genomen. En tegen die besluiten hebben eisers beroep bij de bestuursrechter ingesteld; deze procedure loopt nog.
4.5.
Eisers hebben toch de civiele weg gevolgd. Zij verwijzen daarvoor naar de beslissing van de Hoge Raad in het Groninger Gaswinningsarrest. [2] Met de Minister en Het Land is het Gerecht voorlopig van oordeel dat die verwijzing in ieder geval niet opgaat voor de civil works permit. Het ging in Groningen onder andere om een specifieke situatie van honderden gedupeerden, die achteraf de Staat aansprakelijk stelden voor geleden schade op een moment dat er geen bestuursrechtelijke mogelijkheden meer waren. Zoals hiervoor overwogen, zijn er voor eisers op dit moment nog wel bestuursrechtelijke mogelijkheden, waarvan eisers ook gebruikmaken. Na de opgeworpen bezwaren van de Minister en het Land hebben eisers tijdens de mondelinge behandeling niet aangevoerd, waarom in deze zaak van de vaste jurisprudentie zou moeten worden afgeweken. Zij hebben ook niet uitgelegd waarom de route van een door de bestuursrechter te geven voorlopige voorziening niet wordt gevolgd.
Het een en ander leidt tot de conclusie dat eisers niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vorderingen tegen de Minister en het Land, voor zover deze zien op de gestelde onaanvaardbare veiligheidsrisico’s.
De positie van NLGY
4.6.
Voor NLGY geldt het voorgaande niet, want eisers stellen zich op het standpunt dat NLGY onrechtmatig jegens hen handelt door verder te gaan met graven en bouwen, terwijl daarvan direct gevaar te duchten is. Eisers hebben als onderbouwing van hun standpunt een rapport van deskundige [B] van Geobest overgelegd, gedateerd 15 oktober 2025. De deskundige beschrijft dat de aan hem geleverde informatie beperkt is. Ondanks zijn verzoeken heeft hij uitsluitend foto’s mogen maken van bepaalde documenten bij VROMI. Hij stelt dat de informatie hierdoor verre van compleet is. Zijn bevindingen zijn daarom gebaseerd op gebrekkige informatie en hij stelt dat als de informatie wel compleet is, zijn rapport kan worden geactualiseerd. Zijn vernietigende conclusies zijn hiervoor onder 2.8 geciteerd.
4.7.
Bij de door NLGY toegezonden stukken bevindt zich een “Geotechnical Egineering Report” van 1 augustus 2023 van [S] Engineering (“[S]”). Hieruit blijkt dat er voorafgaande aan de verlening van de civil works permits wel een geotechnisch onderzoek is verricht. Ter zitting heeft de gemachtigde van eisers bevestigd dat zij NLGY niet eerder om deze informatie heeft verzocht. Op zichzelf begrijpelijk, omdat VROMI daarvoor natuurlijk de eerst aangewezen instantie was. Waarom dit rapport door VROMI niet aan de deskundige van eisers is afgegeven, kan het Gerecht niet begrijpen.
4.8.
De gemachtigde heeft verzocht om alsnog in de gelegenheid te worden gesteld om deskundige Brouwer te laten reageren op het rapport van [S]. Tijdens de mondelinge behandeling heeft het Gerecht aangekondigd hierover later een beslissing te zullen nemen en als die beslissing zou luiden dat eisers de mogelijkheid zouden krijgen om te reageren, het wijzen van vonnis zou worden aangehouden.
Na bestudering van het rapport van [S] komt het Gerecht tot de conclusie dat er wel een uitvoerig en met bijlagen onderbouwd geotechnisch onderzoek is gedaan. Hiermee heeft NLGY het standpunt van eisers voldoende gemotiveerd betwist. Ook al zou de deskundige van eisers alsnog gefundeerde kritiek hebben op de inhoud van het rapport van [S], dan gaat het te ver om daarover in kort geding een beslissing te kunnen nemen. Een dergelijke discussie tussen deskundigen hoort thuis in een bodemprocedure. Daarom wordt eisers in dit kort geding geen mogelijkheid geboden om een tweede rapportage van hun deskundige in te brengen. Indien zou zijn komen vast te staan dat er in het geheel geen geometrisch onderzoek zou zijn gedaan – waar deskundige [B] vooralsnog in oktober 2025 van uit ging – dan zou dat anders zijn geweest, maar dat is dus niet zo.
De vorderingen III en IV zullen daarom worden afgewezen.
De aan te leggen toegangsweg
4.9.
In een eerdere kort geding procedure tussen eisers en NLGY hebben zij op 24 januari 2025 een vaststellingsovereenkomst gesloten, die onder meer inhoudt dat NLGY een toegangsweg naar de woningen van eisers zal aanleggen.
4.10.
Eisers stellen dat NLGY deze toegangsweg niet heeft aangelegd. Daardoor ontstaat ook een gevaarlijke situatie, omdat hulpdiensten de woningen van eisers niet kunnen bereiken. Eisers hebben hun vorderingen op dit onderdeel ook tegen de Minister en het Land ingesteld, omdat die het in hun macht hebben om een bouwstop op te leggen. Door dat niet te doen, plegen zij een onrechtmatige daad jegens eisers.
4.11.
De Minister en het Land stellen zich op het standpunt dat het hier gaat om een privaatrechtelijke overeenkomst tussen eisers en NLGY, waarbij aan de Minister of het Land geen verplichtingen of bevoegdheden zijn toegekend. De uitvoering van de werkzaamheden door NLGY vallen binnen de reikwijdte van de verleende vergunningen, aldus de Minister en het Land.
4.12.
Het Gerecht is het met de Minister en het Land eens. Een bouwstop is een bestuursrechtelijke maatregel, die zou kunnen worden opgelegd als NLGY zich niet aan de vergunningsvoorwaarden zou houden, of als NLGY niet de juiste vergunning zou hebben. In dat kader heeft de Minister eerder dit jaar een bouwstop aan NLGY opgelegd. Daar gaat het in dit geval echter niet om. Ook als de stelling van eisers juist is dat de hulpdiensten hun woningen niet kunnen bereiken, kan de Minister daartegen niet met een bouwstop optreden. Daarvoor dienen eisers NLGY aan te spreken, wat zij ook gedaan hebben en waarover het Gerecht hierna tot een oordeel zal komen.
De respectieve vorderingen op dit onderdeel tegen de Minister en het Land moeten daarom worden afgewezen.
De inhoudelijke discussie over de toegangsweg
4.13.
Eisers stellen dat de vaststellingsovereenkomst inhoudt dat NLGY een toegangsweg diende aan te leggen, waardoor eisers met een auto hun woningen kunnen bereiken.
NLGY heeft daartegen als verweer aangevoerd dat eisers slechts recht hebben op een voetpad en niet op een weg voor auto’s. Daarvoor heeft NLGY verwezen naar de respectieve koopakten van eisers.
4.14.
De bepaling in de vaststellingsovereenkomst ziet erop dat eisers via de oorspronkelijke locatie van de rechten van overpad hun perceel kunnen bereiken. Die rechten van overpad zijn “easements of footpath”, zoals blijkt uit de respectieve akten van eisers. Het Gerecht verwerpt daarom de stelling van eisers dat NLGY een weg diende aan te leggen, waarover eisers
met hun autohun perceel kunnen bereiken. Dat eisers in het verleden gebruikmaakten van een naastliggend perceel om hun auto’s te parkeren, maakt niet dat NLGY hen daartoe ook de gelegenheid moet bieden. In de vaststellingsovereenkomst is slechts bepaald dat NLGY een weg moet aanleggen, die eisers in staat stelt hun perceel te kunnen bereiken.
4.15
Een rapport van de Sint Maarten Fire Department van 22 januari 2025 beschrijft aan de hand van plattegronden en foto’s de situatie aan de [straat]. De Fire Department beschrijft als “temporary road” de route vanaf de openbare weg langs het basketbalveld (breedte ruim 5 meter), dan linksaf achter het basketveld om (breedte 3.05 meter) en dan aan het eind rechtsaf, tussen het zwembad links en de barakken rechts (breedte 2.54 meter) tot aan de woningen van eisers.
Op deze route is de volgende conclusie van de Fire Department gebaseerd:
“As per request, the Fire Department in discussion with the Ambulance Department reviewed the accessibility created for the emergency services and occupants of a residential building adjacent to the construction site, located at [straat], St. Maarten.The drawings were reviewed based on the accessibility, distance, the width of the road these meet the requirements for when a building is under construction and the width for the ambulance to access the resident.
The fire truck will stop at the entrance of the construction site and the fire fighters will roll out the hoses to the residential building using the access created to extinguisher a fire at the residents and construction site or give assistance,
The ambulance will drive direct to the residential building or construction site in event of an emergency.”
4.16.
Naar voorlopig oordeel van het Gerecht is het onbegrijpelijk dat de Fire Department tot deze conclusie heeft kunnen komen. Mogelijk was de situatie in januari 2025 anders dan op dit moment, maar een breedte van 2.54 meter lijkt onvoldoende voor een ambulance om doorheen te rijden. Temeer omdat er aan het einde van deze route geen mogelijkheid is voor een ambulance om om te keren, zoals volgt uit de plattegrond en de video-opname van eisers.
4.17.
Het Gerecht merkt bovendien op dat de route die in het rapport wordt beschreven, een andere is dan de toegangsweg die NLGY moest gaan aanleggen.
De vaststellingsovereenkomst luidt als volgt:
“Eisers zullen tot oktober 2025 voor de uitoefening van hun rechten van overpad gebruik maken van de huidige tijdelijke weg, waarbij NLGY er voor zal zorgen dat op maandag 27 januari 2025 het aan de zijkant van het perceel van eisers geplaatste hekwerk en het daarvoor op de grond aanwezige dak zal worden verwijderd (zodat eisers daar hun auto kunnen keren om het terrein weer te verlaten);
NLGY zal er voor zorgen dat vanaf oktober 2025 de tijdelijke weg zodanig wordt verlegd dat eisers hun perceel via de oorspronkelijke locatie van de rechten van overpad (zijnde de rode lijn zoals weergegeven op de foto’s onder punt 5 van de pleitnota van NLGY) kunnen bereiken.”
De vaststellingsovereenkomst verwijst naar onderstaande foto, waarop de tussen eisers en NLGY overeengekomen route is ingetekend:
4.18.
Eisers hebben een video-opname in het geding gebracht van de huidige route naar hun woningen. Dat is dezelfde route als waar de Fire Department van is uitgegaan, maar
nietde route uit de vaststellingsovereenkomst. Hieronder de route van de video:
4.19.
Het staat dus vast dat de overeengekomen weg er niet is gekomen, terwijl ook tussen partijen geen andere route is overeengekomen. Daarmee staat ook vast dat NLGY niet heeft voldaan aan haar verplichting uit de vaststellingsovereenkomst. Weliswaar kunnen eisers lopend hun woningen bereiken, maar niet volgens de afgesproken route en bovendien is het vrijwel onmogelijk voor hulpdiensten om de woningen van eisers te bereiken. Vorderingen I. en II. zijn daarom toewijsbaar, zoals hierna te vermelden.
NLGY heeft als verweer aangevoerd dat zij door de bouwstop in het afgelopen jaar een aanzienlijke periode geen bouwwerkzaamheden heeft kunnen verrichten. Het is juist dat er na het sluiten van de vaststellingsovereenkomst enige maanden een bouwstop gold voor NLGY. Daarin ziet het Gerecht aanleiding om de vorderingen toe te wijzen met een uitvoeringstermijn van zes weken.
Proceskosten
4.20.
Eisers zullen in de procedure tegen de Minister en het Land als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van de Minister en het Land gezamenlijk tot op heden begroot op Cg 1.500,- aan salaris voor de gemachtigde.
4.21.
In de procedure tegen NLGY zijn eisers en NLGY beide gedeeltelijk in het ongelijk gesteld. Daarin ziet het Gerecht aanleiding om de proceskosten te compenseren.
Vonnis uitvoerbaar bij voorraad
4.21.
Dit vonnis zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. Dat betekent dat het vonnis meteen moet en mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan het Gemeenschappelijk Hof vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen. Bij de afweging van belangen om dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren speelt een belangrijke rol dat NLGY er in ieder geval op korte termijn voor moet zorgen dat de hulpdiensten op een ‘normale’ wijze ter plaatse kunnen komen.

5.De beslissing in kort geding

Het Gerecht:
5.1.
veroordeelt NLGY om uiterlijk 31 januari 2026 een toegangsweg tot de percelen van eisers aan te leggen volgens de route die partijen in de vaststellingsovereenkomst zijn overeengekomen en die eisers in staat stelt om hun percelen te bereiken en die ook hulpdiensten (politie, ambulances en brandweerwagens) in staat stelt om de percelen van eisers te bereiken;
5.2.
bepaalt dat NLGY een aan eisers te betalen dwangsom zal verbeuren van USD 1.000,- per dag, met een maximum van USD 100.000,- voor elke dag of gedeelte van de dag dat NLGY niet aan de veroordeling onder 5.1 voldoet;
5.3.
wijst de vorderingen III en IV tegen NLGY af;
5.4.
verklaart eisers niet-ontvankelijk in hun vorderingen VII, VIII, XI en XII tegen de Minister en het Land;
5.5.
wijst de vorderingen V, VI, IX en X tegen de Minister en het Land af;
5.6.
veroordeelt eisers in de proceskosten, aan de zijde van de Minister en het Land gezamenlijk tot op heden begroot op Cg 1.500,-;
5.7.
compenseert de proceskosten in de procedure van eisers tegen NLGY, ieder draagt de eigen kosten;
5.8.
verklaart de onderdelen 5.1, 5.2 en 5.6 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos, rechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2025.

Voetnoten

1.Vgl. Hoge Raad 19 juni 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2674 (Kaveka/Apeldoorn), rov. 3.3, derde alinea, en Hoge Raad 3 februari 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU3253 (Staat/SFR), rov. 3.3.2.
2.Hoge Raad 19 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1278