Uitspraak
[GEÏNTIMEERDE 2],
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, waarin zijn vordering tot betaling van kosten door arbeidskrachten werd afgewezen. De vordering betreft een bedrag van US$ 45.777,27, dat [appellant] stelt te hebben gemaakt voor de werving van arbeidskrachten uit de Dominicaanse Republiek voor een bouwproject in Aruba. De arbeidskrachten hebben kosten gemaakt voor documenten die nodig waren voor hun tewerkstelling, maar zijn niet in dienst genomen door Acqua, de gedaagde partij. Het Hof heeft eerder vonnissen vernietigd en de zaak teruggewezen voor verdere behandeling. In de huidige procedure moet [appellant] bewijzen dat hij bevoegd is om op te treden voor de arbeidskrachten en dat de gemaakte kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. Het Hof heeft de partijen in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren en heeft een zitting gepland voor 21 februari 2018.