Uitspraak
PROSAPIA N.V., h.o.d.n. Job Bank,
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een uitzendkracht, aangeduid als [Appellant], tegen zijn voormalige werkgever, Prosapia N.V., die hem als uitzendkracht ter beschikking heeft gesteld aan het bedrijf Mota Engil. De Appellant was in dienst van Prosapia en werkte als vrachtwagenchauffeur voor Mota Engil, dat hem tijdelijk nodig had voor de aanleg van de ringweg rond Oranjestad. De Appellant was zich ervan bewust dat zijn uitzending tijdelijk was en afhankelijk van de vraag van Mota Engil. Op 7 maart 2019 heeft Prosapia hem echter laten weten dat Mota Engil niet langer gebruik wenste te maken van zijn diensten, wat resulteerde in zijn ontslag.
De Appellant heeft in eerste aanleg verzocht om zijn ontslag nietig te verklaren en om doorbetaling van zijn salaris, maar het Gerecht heeft zijn verzoek afgewezen. In hoger beroep heeft de Appellant zijn verzoeken herhaald en aangevoerd dat Prosapia onrechtmatig heeft gehandeld door hem langer dan de wettelijk toegestane termijn van 12 maanden aan dezelfde onderneming ter beschikking te stellen, in strijd met de Landsverordening terbeschikkingstelling arbeidskrachten (LTA).
Het Hof heeft vastgesteld dat Prosapia inderdaad de maximale termijn van 12 maanden heeft overschreden, maar dat de LTA geen civielrechtelijk rechtsgevolg verbindt aan deze overtreding. Dit betekent dat het ontslag niet nietig is en er geen verplichting is tot herstel van de tewerkstelling of loondoorbetaling. Het Hof heeft de bestreden beschikking bevestigd, maar heeft wel verklaard dat Prosapia onrechtmatig heeft gehandeld door de Appellant langer dan 12 maanden ter beschikking te stellen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij elke partij haar eigen kosten draagt.