Uitspraak
[GEINTIMEERDE 1],
[GEINTIMEERDE 2], in zijn hoedanigheid van executeur-testamentair van de nalatenschap van [overledene],
1.Het verloop van de procedure
2.De beoordeling
Andere wettelijke rechten, van Boek 4, Titel 3, BW en handelt onder meer over het vruchtgebruik van de echtelijke woning (artikel 4:29 BW) en van andere goederen van de nalatenschap (artikel 4:30 BW) door de echtgenoot die ten gevolge van het testament van de erflater (bijvoorbeeld onterving) niet de rechthebbende is (dat is in het geheel niet) of, doordat de overige erfgenamen diens stiefkinderen zijn, niet de enige rechthebbende is op de tot de nalatenschap van de erflater behorende woning en andere goederen. De aanspraak op vestiging van dat vruchtgebruik ter bescherming van die onterfde echtgenoot of de echtgenoot wiens mede-erfgenamen haar/zijn stiefkinderen zijn, is aan voorwaarden gebonden, waaronder een vervaltermijn van negen maanden (echtelijke woning) c.q. een jaar en drie maanden (andere goederen) (artikel 4:31 lid 2) en de rechtsvordering daartoe is onderhevig aan verjaring binnen een jaar en negen maanden (artikel 4:31 lid 3). De bovenbedoelde gelijkstelling heeft betrekking op bovenomschreven rechten, inclusief de daaraan verbonden voorwaarden en verval- en verjaringstermijnen.
in reconventieuitgesproken veroordelingen, dat het Hof [appellant] in plaats daarvan zal veroordelen tot terbeschikkingstelling van de gezamenlijk bewoonde woning aan [geïntimeerde 1] en tot afgifte van mogelijk nog tot de nalatenschap behorende goederen (met inachtneming van een redelijke termijn), en de bestreden beschikking voor het overige zal worden bevestigd.
in reconventiegewezen;