ECLI:NL:OGHACMB:2021:288

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
19 maart 2021
Publicatiedatum
30 augustus 2021
Zaaknummer
SXM2021H00017
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis in kort geding met betrekking tot beëindiging arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 19 maart 2021 uitspraak gedaan in een hoger beroep van Effy Jewelers, die een verzoek tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een eerder vonnis in kort geding had ingediend. Het vonnis in kort geding, uitgesproken door het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, had Effy Jewelers veroordeeld tot betaling van achterstallig loon aan de gedaagde, [geïntimeerde], die sinds 2013 in dienst was als verkoopmedewerker. Door de coronapandemie had Effy Jewelers haar winkels moeten sluiten, wat leidde tot een volledige omzetdaling. Effy Jewelers wilde de arbeidsovereenkomst beëindigen en had een ontbindingsverzoek ingediend, maar stelde aanvankelijk dat zij hoger beroep had ingesteld tegen het vonnis in kort geding.

Het Hof overwoog dat de wettelijke grondslag voor het schorsingsverzoek was komen te vervallen, omdat er geen hoger beroep was ingesteld tegen het vonnis in kort geding. Het Hof verklaarde Effy Jewelers niet-ontvankelijk in haar verzoek tot schorsing, aangezien de voorwaarden voor schorsing niet waren vervuld. Het Hof benadrukte dat de schorsing van de tenuitvoerlegging alleen mogelijk is indien er een hoger beroep is ingesteld tegen een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis. Aangezien dit niet het geval was, kon het verzoek niet worden toegewezen.

Daarnaast werd Effy Jewelers veroordeeld in de proceskosten van [geïntimeerde], die tot aan het vonnis waren begroot op NAf 2.000,-. Het Hof verleende [geïntimeerde] admissie om kosteloos te procederen, gezien het bewijs van onvermogen dat was overgelegd. De beslissing van het Hof werd uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2021
Registratienummers: SXM202001206 - SXM2021H00017
Uitspraak: 19 maart 2021
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
VONNIS
op de vordering tot schorsing ex artikel 272 Rv:
de naamloze vennootschap
STAR N.V., h.o.d.n. EFFY Jewelers,
gevestigd te Sint Maarten,
verzoekster tot schorsing,
gemachtigde: mr. R.M. Stomp,
tegen
[GEINTIMEERDE],
wonend in Sint Maarten,
gedaagde,
gemachtigde: mr. C.M. Marica.
Hierna zullen partijen Effy Jewelers en [geïntimeerde] worden genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Op 29 december 2020 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten hierna: het Gerecht) een vonnis in kort geding met zaaknummer SXM202001206-KG 197/2020 (hierna: het vonnis in kort geding) uitgesproken tussen partijen.
1.2.
Bij op 28 januari 2021 ingekomen verzoekschrift met producties heeft Effy Jewelers een vordering ingesteld die ertoe strekt dat de tenuitvoerlegging van het vonnis in kort geding zal worden geschorst, totdat het Hof op het door Effy Jewelers ingestelde hoger beroep zal zijn beslist, kosten rechtens.
1.3.
Bij verweerschrift van 24 februari 2021 heeft [geïntimeerde] verweer gevoerd tegen het verzoek en geconcludeerd dat het Hof de vordering van Effy Jewelers zal afwijzen, met veroordeling van Effy Jewelers in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
1.4.
Op 9 maart 2021 hebben partijen per e-mail pleitnotities ingediend.
1.5.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1.
Bij de beoordeling van onder meer een vordering op de voet van artikel 272 Rv geldt hetgeen de Hoge Raad op 20 december 2019 (ECLI:NL:HR:2019:2026) heeft overwogen:
a. Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar dient te zijn en zonder de voorwaarde van zekerheidstelling ten uitvoer kan worden gelegd. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, of diens belang bij zekerheidstelling, ook gegeven dit uitgangspunt, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling in de ten uitvoer te leggen uitspraak heeft verkregen, bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan of bij deze uitvoerbaarheid zonder dat daaraan de voorwaarde van zekerheidstelling wordt verbonden.
b. Bij de toepassing van de onder a genoemde maatstaf in een incident of in kort geding moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende of nog aan te wenden rechtsmiddel buiten beschouwing, met dien verstande dat de rechter in zijn oordeelsvorming kan betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing(en) berust(en) op een kennelijke misslag.
c. Indien de beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad in de ten uitvoer te leggen uitspraak is gemotiveerd, moet de eiser of verzoeker, afgezien van het geval dat deze beslissing berust op een kennelijke misslag, aan zijn vordering of verzoek feiten en omstandigheden ten grondslag leggen die bij het nemen van deze beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich eerst na de betrokken uitspraak hebben voorgedaan en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken.
d. Het voorgaande geldt in de volgende gevallen:
i. in een incident tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad;
ii. in een incident tot zekerheidstelling;
iii. in een incident tot schorsing van de tenuitvoerlegging;
iv. in een kort geding tot schorsing van de tenuitvoerlegging indien tegen de ten uitvoer te leggen uitspraak een rechtsmiddel is of nog kan worden ingesteld.
2.2.
Het gaat in deze zaak om het volgende. [geïntimeerde] is sinds [datum] 2013 in dienst van Effy Jewelers in de functie van verkoopmedewerker. Sinds de aanvang van de coronapandemie in februari/maart 2020 zijn de winkels van Effy Jewelers gesloten en is haar omzet volledig weggevallen. Effy Jewelers wenst de arbeidsovereenkomst met [geïntimeerde] te beëindigen en heeft daartoe al diverse stappen gezet. De arbeidsovereenkomst duurt tot heden voort.
2.3.
Bij het vonnis in kort geding heeft het Gerecht – zakelijk weergegeven –:
- [geïntimeerde] gratis admissie verleend;
- Effy Jewelers veroordeeld [geïntimeerde] te betalen het tot en met december 2020 verschuldigde loon van in totaal NAf 20.807,64 bruto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 10% en wettelijke rente;
- Effy Jewelers veroordeeld [geïntimeerde] te betalen vanaf januari 2021 tot het einde van de arbeidsovereenkomst zijn loon van NAf 3.300,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 10% als de betaling uitblijft 12 dagen na de opeisbaarheid ervan;
- Effy Jewelers veroordeeld aan [geïntimeerde] te betalen de buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover;
- Effy Jewelers veroordeeld in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard;
- het meer of anders gevorderde afgewezen.
2.4.
Nadat Effy Jewelers aanvankelijk in haar verzoekschrift had gesteld dat zij hoger beroep tegen het vonnis in kort geding had ingesteld, heeft zij dat bij pleidooi gecorrigeerd in die zin dat zij nader stelt geen hoger beroep te hebben ingesteld maar een ontbindingsverzoek te hebben ingediend. Effy Jewelers stelt dat het petitum aldus moet worden gelezen dat de vordering ertoe strekt dat de tenuitvoerlegging van het kort geding vonnis zal worden geschorst totdat op het door Effy Jewelers ingestelde ontbindingsverzoek is beslist.
2.5.
Daarmee is de wettelijke grondslag aan het onderhavige schorsingsverzoek komen te ontvallen. Artikel 272 Rv luidt immers: “Indien hoger beroep is ingesteld tegen een vonnis dat uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, kan het Hof van Justitie op vordering van een partij alsnog de tenuitvoerlegging van het vonnis schorsen.” Dat hoger beroep tegen het desbetreffende vonnis is ingesteld, vormt dus een voorwaarde voor de schorsing voor de tenuitvoerlegging van dat vonnis. Aan die voorwaarde is niet voldaan, in die zin dat het bij de overgelegde akte van appel van 15 januari 2021 ingestelde hoger beroep niet is doorgezet en er geen (inhoudelijke) beslissing in appel zal komen. De gevorderde schorsing voor de duur van een ander geding, de ontbindingsprocedure bij het Gerecht, is rechtens niet mogelijk.
2.6.
Effy Jewelers zal in haar vordering tot schorsing niet-ontvankelijk worden verklaard.
2.7.
Volledigheidshalve overweegt het Hof nog het volgende. Indien het vonnis inmiddels in kracht van gewijsde is gegaan, geldt dat de schorsing in een executie kort geding alleen kan worden uitgesproken indien de (verdere) tenuitvoerlegging misbruik van bevoegdheid zou opleveren. Dat [geïntimeerde] door het vonnis in kort geding ten uitvoer te leggen, misbruik van bevoegdheid maakt, is gesteld noch gebleken.
2.8.
Effy Jewelers zal worden veroordeeld in de kosten van dit incident, gevallen aan de zijde van [geïntimeerde] en tot aan dit vonnis begroot op NAf 2.000,- wegens salaris gemachtigde. De daarover gevorderde rente zal worden toegewezen vanaf acht dagen na het vonnis, zijnde dat een redelijke termijn waarbinnen Effy Juwelers aan de proceskostenveroordeling dient te voldoen. Aan [geïntimeerde] zal, gelet op het overgelegde bewijs van onvermogen van 10 februari 2021 en voor zover vereist, toelating worden verleend om in dit incident kosteloos te procederen.

3.De beslissing

Het Hof:
- verleent, voor zover vereist, [geïntimeerde] admissie om in dit incident kosteloos te procederen;
- verklaart Effy Jewelers niet-ontvankelijk in haar schorsingsverzoek;
- veroordeelt Effy Jewelers in de kosten van dit geding, gevallen aan de zijde van [geïntimeerde] en tot aan dit vonnis begroot op NAf 2.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf acht dagen na dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit vonnis is gewezen door mrs. F.W.J. Meijer, Th.G. Lautenbach en O. Nijhuis, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en uitgesproken op 19 maart 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.