ECLI:NL:OGHACMB:2021:309

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
7 april 2021
Publicatiedatum
1 september 2021
Zaaknummer
SXM2021H00034
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een beschikking in een arbeidsgeschil

In deze zaak heeft Sheriff Security Force N.V. hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, waarin Sheriff werd veroordeeld tot betaling van achterstallig loon aan [geïntimeerde]. Sheriff heeft op 4 maart 2021 een verzoek tot schorsing van de tenuitvoerlegging van deze beschikking ingediend, hangende de beslissing in het hoger beroep. [geïntimeerde] heeft zich verzet tegen dit verzoek en betoogd dat het Hof zich onbevoegd moet verklaren, omdat het een executiegeschil betreft. Het Hof heeft echter geoordeeld dat het verzoek van Sheriff gegrond is op artikel 429p lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, waardoor het Hof bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.

Bij de beoordeling van het verzoek heeft het Hof de belangen van beide partijen afgewogen. Sheriff heeft aangevoerd dat er een restitutierisico bestaat, omdat [geïntimeerde] in financiële problemen verkeert en mogelijk niet in staat is om terug te betalen indien het hoger beroep in haar voordeel wordt beslist. [geïntimeerde] heeft echter betoogd dat zij afhankelijk is van haar salaris voor haar levensonderhoud en dat zij al maanden zonder inkomen heeft gezeten, wat haar in een kwetsbare positie plaatst. Het Hof heeft geoordeeld dat het belang van [geïntimeerde] zwaarder weegt dan dat van Sheriff, en heeft het verzoek tot schorsing afgewezen.

De beslissing van het Hof houdt in dat Sheriff in de kosten van het schorsingsincident wordt veroordeeld, en dat de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. Deze beschikking is gegeven door de rechters van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie en is uitgesproken op 7 april 2021.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2021
Registratienummers: SXM202000775/SXM2021H00034
Uitspraak: 7 april 2021

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE

van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
BESCHIKKING
op het verzoek tot schorsing ex artikel 429p lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder Rv) van:
de naamloze vennootschap
Sheriff Security Force N.V.,
gevestigd in Sint Maarten,
hierna te noemen: Sheriff,
oorspronkelijk verweerster, thans appellante,
verzoekster tot schorsing,
gemachtigden: mrs. J.J. Rogers en N.R. Joubert,
tegen
[GEINTIMEERDE],geboren
[naam],
wonende in Sint Maarten,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
oorspronkelijk verzoekster, thans geïntimeerde,
verweerster tegen het verzoek totschorsing,
gemachtigden: mrs. M.M. Hofman-Ruigrok en B.G. Hofman.

1.Het verloop van de procedure

Bij akte van 4 maart 2021 is Sheriff in hoger beroep gekomen van de tussen partijen gegeven en op 24 februari 2021 uitgesproken beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (verder: het Gerecht).
1.2.
Bij op 4 maart 2021 ingekomen afzonderlijk verzoekschrift, heeft Sheriff een vordering ingesteld die ertoe strekt dat de tenuitvoerlegging van de
bestreden beschikking wordt geschorst hangende een beslissing van het Hof in de hoger beroep procedure met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten en met bepaling dat hierover de wettelijke rente verschuldigd is vanaf drie dagen na de te egven beschikking.
1.3.
Bij per e-mail (door het Hof toegestaan) ingediend verweerschrift d.d. 18 maart 2021, heeft [geïntimeerde] geconcludeerd dat primair, het Hof zich onbevoegd zal verklaren van de vorderingen van Sheriff kennis te nemen, althans Sheriff in haar vorderingen niet-ontvankelijk zal verklaren en subsidiair de vorderingen van Sheriff zal afwijzen, een en ander met veroordeling van Sheriff in de kosten van de procedure.
1
Burgerlijke zaken over 2021
Registratienummers: SXM202000775/SXM2021H00034
Uitspraak: 7 april 2021
1.4.
Op 29 maart 2021 heeft Sheriff pleidooi gediend. [geïntimeerde] heeft afgezien van het dienen van pleidooi.
1.5.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1.
Bij de beoordeling van onder meer een vordering op de voet van artikel 429p lid 2 Rv geldt hetgeen de Hoge Raad op 20 december 2019 (ECLI:NL:HR:2019:2026) heeft overwogen:
a. Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar dient te zijn en zonder de voorwaarde van zekerheidstelling ten uitvoer kan worden gelegd. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, of diens belang bij zekerheidstelling, ook gegeven dit uitgangspunt, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling in de ten uitvoer te leggen uitspraak heeft verkregen, bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan of bij deze uitvoerbaarheid zonder dat daaraan de voorwaarde van zekerheidstelling wordt verbonden.
b. Bij de toepassing van de onder a genoemde maatstaf in een incident of in kort geding moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende of nog aan te wenden rechtsmiddel buiten beschouwing, met dien verstande dat de rechter in zijn oordeelsvorming kan betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing(en) berust(en) op een kennelijke misslag.
c. Indien de beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad in de ten uitvoer te leggen uitspraak is gemotiveerd, moet de eiser of verzoeker, afgezien van het geval dat deze beslissing berust op een kennelijke misslag, aan zijn vordering of verzoek feiten en omstandigheden ten grondslag leggen die bij het nemen van deze beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich eerst na de betrokken uitspraak hebben voorgedaan en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken.
d. Het voorgaande geldt in de volgende gevallen:
i. in een incident tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad;
i. in een incident tot zekerheidstelling;
ii. in een incident tot schorsing van de tenuitvoerlegging;
2
Burgerlijke zaken over 2021
Registratienummers: SXM202000775/SXM2021H00034
Uitspraak: 7 april 2021
iii. in een kort geding tot schorsing van de tenuitvoerlegging indien tegen de ten uitvoer te leggen uitspraak een rechtsmiddel is of nog kan worden ingesteld.
e. In een kort geding over de tenuitvoerlegging van een uitspraak die in kracht van gewijsde is gegaan, geldt dat de schorsing alleen kan worden uitgesproken indien de (verdere) tenuitvoerlegging misbruik van bevoegdheid zou opleveren.
2.2.
Het gaat in deze zaak, zo werd de bestreden beschikking geoordeeld, om het volgende.
2.3.
Op 1 april 2006 is [geïntimeerde] op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij Sheriff als security officer.
2.4.
Nadat [geïntimeerde] meerdere waarschuwingsbrieven had gekregen is zij bij brief van 6 juni 2019 op staande voet ontslagen.
2.5.
Bij brief van 31 juli 2019 heeft [geïntimeerde] de nietigheid van het ontslag ingeroepen.
2.6.
Sheriff heeft het ontslag op 6 september 2019 ingetrokken. [geïntimeerde] is in de gelegenheid gesteld per 9 september 2019 haar werk te hervatten.
2.7. [
geïntimeerde] is niet teruggekeerd op haar werk en heeft op 8 november 2019 een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend.
2.8.
Het Gerecht heeft het ontbindingsverzoek bij beschikking van 5 februari 2020 afgewezen omdat niet is gebleken van gewichtige redenen die de ontbinding rechtvaardigen.
2.9.
Bij brief van 28 juni 2020 heeft [geïntimeerde] aangegeven haar werkzaamheden met ingang van 5 juli 2020 te willen hervatten en tevens verzocht om betaling van achterstallig loon, overwerk en opgebouwde maar niet genoten vakantiedagen en doorbetaling loon.
2.10.
Op 23 juli 2020 is [geïntimeerde] een kort geding gestart met als inzet Sheriff te gebieden om [geïntimeerde] uiterlijk 24 uur na betekenis vonnis toe te laten tot haar werkzaamheden, op straffe van een dwangsom alsmede betaling salaris vanaf 6 juni 2019.
2.11.
Sheriff heeft bij brief van 27 juli 2020 meegedeeld dat [geïntimeerde] haar werk kan hervatten met ingang van 29 juli 2020.
2.12.
Op 3 augustus 2020 hebben partijen overleg gehad. [geïntimeerde] is inmiddels vanaf diezelfde datum weer begonnen met haar werkzaamheden bij Sheriff.
2.11.
Bij beschikking van 24 februari 2021 heeft het Gerecht Sheriff veroordeeld tot betaling salaris vanaf 6 juni 2019 tot en met 2 augustus 2020, te vermeerderen met 10% wettelijke verhoging.
Burgerlijke zaken over 2021
Registratienummers: SXM202000775/SXM2021H00034
Uitspraak: 7 april 2021
2.12 [
geïntimeerde] heeft aangevoerd dat het Hof niet bevoegd is van het schorsingsverzoek kennis te nemen omdat dit een executiegeschil betreft en aldus is volgens [geïntimeerde] het Gerecht de bevoegde rechter. Anders dan [geïntimeerde] heeft betoogd, is het verzoek onmiskenbaar gegrond op artikel 429p lid 2 Rv. Dat boven het verzoekschrift staat "verzoekschrift kort geding (stopzetting executie beschikking)" doet daaraan niet af. Beoogd is de tenuitvoerlegging van de beschikking van 24 februari 2021 te schorsen en in dat geval is het Hof de bevoegde rechter, zie randnummer 16 van het verzoekschrift van Sheriff. Bij pleidooi heeft Sheriff nog eens bevestigd dat beoogd is de executie van de beschikking van 24 februari 2021 stop te zetten totdat op het hoger beroep, dat op 4 maart 2021 bij het Hof is ingediend, te schorsen. Het verweer faalt.
2.13.
Het verzoek tot schorsing zal worden afgewezen om de navolgende redenen. Het Gerecht heeft de beslissing om de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad te verklaren niet gemotiveerd, zodat de maatstaf onder a van het hiervoor onder rov. 2.1 weergegeven arrest van de Hoge Raad van toepassing is. Er dient derhalve een belangenafweging plaats te vinden die bij een zwaarder wegend belang van Sheriff afwijking rechtvaardigt van het uitgangspunt dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hoger voorziening, uitvoerbaar dient te zijn. Sheriff heeft haar verzoek onderbouwd met een restitutierisico aan de zijde van [geïntimeerde]. Sheriff twijfelt of [geïntimeerde] over voldoende middelen beschikt om terug te kunnen betalen indien het hoger beroep gegrond wordt verklaard. [geïntimeerde] heeft geldproblemen, er is loonbeslag gelegd en er zijn schuldeisers van [geïntimeerde] die bij Sheriff op kantoor komen om [geïntimeerde] te zoeken om het door haar van hen geleend geld terug te krijgen, aldus Sheriff. Het belang van [geïntimeerde] acht het Hof zwaarder wegen dan het belang van Sheriff. [geïntimeerde] is voor haar levensonderhoud afhankelijk van haar salaris en zij moet haar schulden afbetalen. Het verwijt van Sheriff aan [geïntimeerde] dat zij schulden heeft gemaakt en dat er loonbeslag is gelegd, acht het Hof niet doorslaggevend en maakt ook niet dat het belang van Sheriff zwaarder weegt. [geïntimeerde] heeft immers, zoals door [geïntimeerde] onbetwist is aangevoerd, maandenlang zonder inkomen gezeten, waardoor zij genoodzaakt was om leningen af te sluiten. Dat Sheriff door de Covid-pandemie veel klanten is kwijtgeraakt en dat de Sint Maartense overheid het contract met Sheriff niet zal gaan verlengen is eveneens onvoldoende om de weegschaal ten gunste van Sheriff te doen doorslaan.
2.14.
Daarnaast heeft Sheriff zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een kennelijke misslag. Het Hof kan Sheriff hierin niet volgen. Dat de e-mail van 6 september 2019 (zie hierboven onder 2.6) door het Gerecht in de visie van Sheriff verkeerd is geïnterpreteerd levert niet een dergelijke misslag op. Het Hof wijst er daarbij op dat de kans van slagen van het rechtsmiddel bij beoordeling of het schorsingsincident toewijsbaar is buiten beschouwing blijft.
BESLISSING
Het Hof:
Burgerlijke zaken over 2021
Registratienummers: SXM202000775/SXM2021H00034
Uitspraak: 7 april 2021
- wijst het verzoek tot schorsing af;
veroordeelt Sheriff in de kosten van dit schorsingsincident aan de zijde van [geïntimeerde] gevallen, tot op heden begroot op NAf 2.000,- aan gemachtigdensalaris;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. F.W.J. Meijer, Th.G. Lautenbach en
O. Nijhuis, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en uitgesproken op 7 april 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.
5