ECLI:NL:OGHACMB:2021:312

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
26 maart 2021
Publicatiedatum
1 september 2021
Zaaknummer
SXM2019H00014
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling van de betekenis van beveiliging in het kader van onderhoudsovereenkomsten

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, gaat het om een hoger beroep van de appellanten Harbour Side Properties N.V. en Ballerina B.V. tegen de geïntimeerden Sint Maarten Ports Development N.V. en Checkmate Security Services N.V. De zaak betreft de interpretatie van de term 'beveiliging' in relatie tot onderhoudsovereenkomsten. De appellanten, vertegenwoordigd door mr. J.G. Snow, stelden dat beveiliging onder de onderhoudskosten valt, terwijl de geïntimeerden, vertegenwoordigd door mr. C.R. Rutte en mr. J.G. Bloem, dit betwistten.

De procedure begon met een tussenvonnis van 26 juni 2020, waarin het Hof voorshands had geoordeeld dat beveiliging onder 'maintenance' valt. Echter, na het horen van getuigen op 20 juli 2020 en het indienen van conclusies na enquête, kwam het Hof tot de conclusie dat het tegenbewijs door de geïntimeerden was geleverd. Het Hof oordeelde dat de wettelijke verplichting tot beveiliging niet door de geïntimeerden aan de appellanten werd geleverd, en dat de appellanten niet voldoende bewijs hadden geleverd om hun stelling te onderbouwen.

Het Hof gaf de appellanten de gelegenheid om nieuw bewijs te leveren dat de term 'maintenance' ook beveiliging omvat. Dit werd gedaan in het kader van een verdere procedure, waarbij getuigen zouden worden gehoord via een videoverbinding. De beslissing van het Hof werd aangehouden, en verdere stappen in de procedure werden gepland voor 29 april 2021. Het vonnis werd uitgesproken op 26 maart 2021 in Sint Maarten, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN
ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN EN VAN
BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Vonnis in de zaak:
de naamloze vennootschap
HARBOUR SIDE PROPERTIES N.V.en
de besloten vennootschap
BALLERINA B.V.,
beide gevestigd in Sint Maarten,
hierna te noemen: HSP en Ballerina,
oorspronkelijk eiseressen, thans appellanten,
gemachtigde: mr J.G. Snow,
tegen
de naamloze vennootschap
SINT MAARTEN PORTS DEVELOPMENT N.V.,
gevestigd in Sint Maarten,
hierna te noemen: SMPD,
oorspronkelijk gedaagde sub 1, thans geïntimeerde sub 1,
gemachtigde: mr. C.R.. Rutte,
en
de naamloze vennootschap
CHECKMATE SECURITY SERVICES N.V.,
gevestigd in Sint Maarten,
hierna te noemen: Checkmate,
oorspronkelijk gedaagde sub 2, thans geïntimeerde sub 2,
gemachtigde: mr. J.G. Bloem.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het Hof verwijst voor het verloop tot dan toe naar zijn tussenvonnis van 26 juni 2020.
1.2.
Op 20 juli 2020 zijn door SMPD voorgebrachte getuigen gehoord. HSP en Ballerina hebben afgezien van contra-enquête.
1.3.
Op 9 oktober 2020 hebben enerzijds SMPD en anderzijds HSP en Ballerina een conclusie na enquête genomen. Bij die van SMPD zijn producties gevoegd.
1.4.
Op 29 januari 2021 hebben alle partijen een contra-akte na enquête genomen. Bij die van HSP en Ballerina zijn producties gevoegd.
1.5.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

2.1.
Het Hof acht het tegenbewijs door SMPD geleverd. Het Hof had in het tussenvonnis van 26 juni 2020, rov. 3.3 voorshands bewezen geacht dat onder ‘maintenance’ ook beveiliging valt. De getuigenverklaringen en de gedocumenteerde conclusie na enquête van SMPD van 9 oktober 2020 hebben dit voorshands gegeven rechterlijk bewijsoordeel ontzenuwd.
2.2.
Het Hof is tot dit nader oordeel gekomen op grond van de hierna volgende gedocumenteerde stellingen van SMPD:
  • Op grond van het
  • Het besluit ziet op de beveiliging van het haventerrein en (cruise)schepen (en hun passagiers, bemanning en lading).
  • SMPA noch SMPD levert krachtens enige overeenkomst beveiligingsdiensten aan HSP of Ballerina.
  • Een vergelijking kan worden gemaakt met de Schipholbeveiliging.
  • De wettelijk verplichte beveiliging wordt inderdaad niet in rekening gebracht bij erfpachters of huurders, maar dat is ten onrechte als argument gebruikt in het tusenvonnis.
  • HSP en Ballerina hebben in hun huurovereenkomst een bepaling opgenomen ter zake van pandbeveiliging.
  • Ballerina heeft een overeenkomst gesloten met ADT die op haar beurt de diensten van Checkmate gebruikt.
  • Naar normaal taalgebruik valt onder ‘maintenance’ geen beveiliging.
  • De maintenance fee is afhankelijk van oppervlakte.
  • De maintenance fee ziet op het uiterlijk representatief houden van Harbor Point Village.
  • In notulen van een vergadering van 4 augustus 2003 (productie 6 bij conclusie na enquête van SMPD) wordt ‘maintenance’ onderscheiden van ‘security’.
  • Getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben verklaard dat er enkel een algemene beveiliging van het gebied was en niet van de winkels.
  • De verklaring van [naam], die aanwezig was op de vergadering van 4 augustus 2003, is van onvoldoende gewicht; [naam] twijfelde zelf na zoveel jaren.
2.3.
In HR 26 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ8766, NJ 2013/261 (
Bruscom)is overwogen:
3.8.
Het onderhavige geval wordt hierdoor gekenmerkt dat de rechter een door een partij aan haar vordering of verweer ten grondslag gelegd feitencomplex voorshands bewezen acht, de wederpartij in de gelegenheid is gesteld tot het leveren van tegenbewijs terzake van dat(zelfde) feitencomplex, in dat kader een getuigenverhoor heeft plaatsgevonden en de partij wier stellingen voorshands door de rechter bewezen zijn geacht, geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om in contra-enquête nader bewijs van de voorshands bewezen geachte feiten te leveren.
In een dergelijk geval is de partij wier stellingen voorshands door de rechter bewezen zijn geacht, in staat geweest haar aanspraak op nadere bewijslevering ten aanzien van het betrokken feitencomplex te verwezenlijken. Heeft zij van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt, dan behoeft de rechter haar niet meer tot bewijslevering toe te laten ter zake van dat feitencomplex naar aanleiding van een bewijsaanbod dat voorafgaand aan de bewijslevering is gedaan. Dat geldt ook als zij na het getuigenverhoor opnieuw bewijs aanbiedt met betrekking tot dat feitencomplex of verzoekt om te worden toegelaten tot nadere bewijslevering voor het geval de rechter haar wederpartij geslaagd acht in het ontzenuwen van het voorshands gegeven bewijsoordeel.
Opmerking verdient nog dat het voorgaande anders kan zijn als het nadere bewijsaanbod betrekking heeft op nieuw bewijsmateriaal of nieuwe feiten, en dat het vorenstaande slechts geldt binnen dezelfde instantie. Indien bewijslevering in eerste aanleg heeft plaatsgevonden en in hoger beroep opnieuw of alsnog bewijs wordt aangeboden van het betrokken feitencomplex, prevaleert de herkansingsfunctie van het hoger beroep.
2.4.
In het onderhavige geval doet zich voor dat nieuw bewijsmateriaal of nieuwe feiten naar voren zijn gebracht. HSP en Ballerina krijgen daarom, ook al hebben zij afgezien van contra-enquête, de gelegenheid bewijs te leveren dat onder ‘maintenance’ ook ‘security’ valt. Het Hof legt hun bewijsaanbiedingen in hun contra-akte na enquête in deze zin uit.
2.5.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
Beslissing
Het Hof:
- laat HSP en Ballerina toe bewijs te leveren dat onder ‘to maintain’ in de notariële akte en ‘maintenance’ in de Declaration ook beveiliging valt;
- bepaalt, voor het geval dat HSP en Ballerina bewijs door getuigen wil leveren, dat getuigen zullen worden gehoord tegenover een nader aan te wijzen lid van het Hof door middel van een videoverbinding tussen het gerechtsgebouw in Sint Maarten en de Kas di Korte in Curaçao, op 29 april 2021 om 14.00 uur;
- bepaalt dat wanneer partijen ten behoeve van de enquête nog stukken in het geding willen brengen zij ervoor dienen te zorgen dat deze stukken uiterlijk 22 april 2021 door het Hof (op rolhandelingen.hof@caribjustitia.org) en de wederpartij zijn ontvangen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. M.W. Scholte, F.W.J. Meijer en J. de Boer, leden van het Hof en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 maart 2021 in Sint Maarten, in tegenwoordigheid van de griffier.