Uitspraak
[overledene],
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba. Het betreft de positie van de langstlevende echtgenoot of levensgezel na het overlijden van een failliet verklaarde. De appellant, vertegenwoordigd door mr. D.G. Croes, was oorspronkelijk gedaagde in conventie en eiseres in reconventie, en is in hoger beroep gekomen van een vonnis dat op 23 december 2020 in kort geding is uitgesproken. De curator, Benjamin A. STANZIALE jr., vertegenwoordigd door mr. W.J. Noordhuizen, was oorspronkelijk eiser in conventie en verweerder in reconventie.
De procedure begon met de indiening van een akte van appel op 13 januari 2021, gevolgd door een memorie van grieven op 9 februari 2021, waarin acht grieven werden voorgedragen. De curator heeft de grieven bestreden en geconcludeerd tot verwerping van het hoger beroep. De gemachtigden van beide partijen hebben op 6 juli 2021 schriftelijk gepleit.
Het Hof heeft geoordeeld dat de appellant tijdig en op de juiste wijze in hoger beroep is gekomen. De curator had betoogd dat er te weinig griffierecht was betaald en dat de memorie van grieven buiten de termijn was ingediend, maar het Hof oordeelde dat de memorie van grieven tijdig was ingediend in verband met de Covid-situatie.
In de beoordeling van de grieven heeft het Hof vastgesteld dat de appellant zich ten onrechte beroept op bescherming als langstlevende ongehuwd samenlevende partner. Het Hof heeft het bestreden vonnis bevestigd en de appellant veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. De uitspraak is gedaan op 31 augustus 2021 door de rechters Th.G. Lautenbach, A.S. Arnold en J. de Boer.