ECLI:NL:OGHACMB:2021:319

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
31 augustus 2021
Publicatiedatum
2 september 2021
Zaaknummer
AUA2021H00011
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de positie van de langstlevende echtgenoot of levensgezel na overlijden van de failliet verklaarde

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba. Het betreft de positie van de langstlevende echtgenoot of levensgezel na het overlijden van een failliet verklaarde. De appellant, vertegenwoordigd door mr. D.G. Croes, was oorspronkelijk gedaagde in conventie en eiseres in reconventie, en is in hoger beroep gekomen van een vonnis dat op 23 december 2020 in kort geding is uitgesproken. De curator, Benjamin A. STANZIALE jr., vertegenwoordigd door mr. W.J. Noordhuizen, was oorspronkelijk eiser in conventie en verweerder in reconventie.

De procedure begon met de indiening van een akte van appel op 13 januari 2021, gevolgd door een memorie van grieven op 9 februari 2021, waarin acht grieven werden voorgedragen. De curator heeft de grieven bestreden en geconcludeerd tot verwerping van het hoger beroep. De gemachtigden van beide partijen hebben op 6 juli 2021 schriftelijk gepleit.

Het Hof heeft geoordeeld dat de appellant tijdig en op de juiste wijze in hoger beroep is gekomen. De curator had betoogd dat er te weinig griffierecht was betaald en dat de memorie van grieven buiten de termijn was ingediend, maar het Hof oordeelde dat de memorie van grieven tijdig was ingediend in verband met de Covid-situatie.

In de beoordeling van de grieven heeft het Hof vastgesteld dat de appellant zich ten onrechte beroept op bescherming als langstlevende ongehuwd samenlevende partner. Het Hof heeft het bestreden vonnis bevestigd en de appellant veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. De uitspraak is gedaan op 31 augustus 2021 door de rechters Th.G. Lautenbach, A.S. Arnold en J. de Boer.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2021 Vonnis no.:
Registratienummers: KG AUA202002768 – AUA2021H00011
Uitspraak: 31 augustus 2021
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Vonnis in kort geding in de zaak van:
[APPELLANT],
wonende in Aruba,
hierna ook te noemen: [appellant],
oorspronkelijk gedaagde in conventie en eiseres in reconventie, thans appellante,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Croes,
tegen
Benjamin A. STANZIALE jr.in zijn hoedanigheid van curator naar het federale recht van de Verenigde Staten van Amerika van wijlen
[overledene],
domicilie gekozen hebbende te Aruba,
hierna ook te noemen: de curator,
oorspronkelijk eiser in conventie en verweerder in reconventie, thans geïntimeerde,
gemachtigde: de advocaat mr. W.J. Noordhuizen.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd en verzocht, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht), wordt verwezen naar het tussen partijen op 23 december 2020 in kort geding uitgesproken vonnis.
1.2. [
[appellant] is bij akte van appel op 13 januari 2021 in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis. In een op 9 februari 2021 ingekomen memorie van grieven, met producties, heeft zij acht grieven voorgedragen en geconcludeerd dat het Hof de bestreden uitspraak zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de vorderingen van de curator zal afwijzen, met veroordeling van de curator in de kosten van beide instanties.
1.3.
De curator heeft in een memorie van antwoord de grieven bestreden en geconcludeerd tot verwerping van het hoger beroep van [appellant].
1.4.
Op 6 juli 2021 hebben de gemachtigden van partijen schriftelijk gepleit.
1.5.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De ontvankelijkheid

[appellant] is tijdig en op de juiste wijze in hoger beroep gekomen en kan daarin worden ontvangen. Op de akte van appel staat een stempel ’13 JAN 21’.

3.Griffierecht

De curator heeft ter gelegenheid van de aanbieding van de memorie van antwoord gesteld dat te weinig griffierecht is betaald en gesteld dat de memorie van grieven buiten de termijn van art. 271 in verbinding met art. 235 Rv is ingediend. De griffier heeft een in kort geding gevorderde ontruiming aangemerkt als van onbepaalde waarde zonder direct geldelijk belang. Dit is juist. De hoogte van het griffierecht wordt gerelateerd aan de waarde van de vordering en daarmee aan het financiële belang van de zaak. Omdat de vordering tot ontruiming niet gerelateerd kan worden aan een bepaald financieel belang, wordt het tarief genomen van onbepaalde waarde. De memorie van grieven is in verband met de Covid-situatie per e-mail van 3 februari 2021 - en daarmee tijdig - ingediend.

4.De grieven

Voor de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.

5.Beoordeling

5.1.
Het Gerecht heeft onder 2 van het bestreden vonnis de volgende feiten vastgesteld:
2.1 [
naam overledene] (hierna: [overledene]) heeft op 1 juni 2007 de volgende onroerende zaken in Aruba gekocht: het perceel kadastraal bekend als [kadastrale aanduiding 1] van 2233 m2 gelegen te [adres 1] en het perceel kadastraal bekend als [kadastrale aanduiding 2] van 1233 m2 gelegen te [adres 2] zonder nummer (hierna: de woning).
2.2
In het testament van 21 februari 2008 van [overledene], opgemaakt te New Jersey, staat dat hij al zijn onroerende zaken aan zijn ouders geeft, of indien dit niet meer mogelijk is aan [naam 1] en [naam 2] en anders aan de Special Olympics, the American society for the prevention of cruelty to animals (ASPCA), the people fort the ethical treatment of animals (PETA) en the Bergen county animal shelter.
2.3 [
overledene] is op 6 januari 2017 op eigen verzoek failliet verklaard. De curator is met ingang van 6 januari 2017 door de U.S. Bankruptcy Court, District of New Yersey (Newark), benoemd tot curator in het faillissement van [overledene].
2.4 [
overledene] is op 28 november 2018 in Aruba overleden.
2.5
In de verklaring van 19 juni 2020 van de curator aan de U.S. Bankruptcy Court, District of New Jersey staat, voor zover van belang:
"(…)
5. All assets of [naam overledene] at the time of filing his Bankruptcy petition are property of the Bankruptcy Estate under Federal Bankruptcy Law. See 11 U.S.C. Section 541. [overledene] did not disclose all of his assets at the time of filing his petition. In fact, he concealed his assets.
6. The death of [naam overledene] does not in any way stop or cease the bankruptcy or the administration of the Estate and the liquidation and administration of the Assets of the Estate in the Bankruptcy Proceeding.
7. Since the passing of [naam overledene], I have become aware that [naam overledene] owned property in Aruba. This property was acquired by [naam overledene] on or about June 1, 2007 (...). As such the Aruba property is property of the bankruptcy estate as it was an asset owned by the Debtor, [naam overledene] at the time of the filing of his bankruptcy petition. As a trustee, I seek to take control of the Aruba Property pursuant to my powers and appointment under the Federal Bankruptcy Law.".
2.6
Bij brief van 3 juli 2020 heeft de curator aan [appellant] gevraagd naar de wettelijke titel op grond waarvan zij in de woning verblijft.
2.7
Bij brief van 20 juli 2020 bericht de curator aan [appellant] dat zij niet gereageerd heeft op de brief van 3 juli 2020 en dat de curator daaraan de conclusie verbindt dat zij geen wettelijke titel heeft om in de woning te verblijven. Verder verzoekt de curator aan [appellant] om de woning uiterlijk op 31 juli 2020 te ontruimen. Tot slot geeft de curator in zijn brief aan dat indien [appellant] in gebreke blijft de woning te ontruimen hij rechtsmaatregelen zal treffen om de ontruiming te bewerkstelligen.
5.2.
In het bestreden vonnis is de ontruiming gelast. Hiertegen richt zich het hoger beroep.
5.3.
Het bestreden vonnis was uitvoerbaar bij voorraad. De curator heeft bij schriftelijk pleidooi gesteld dat de woning inmiddels is ontruimd en te koop staat. Aangezien [appellant] hierop niet heeft kunnen reageren, kan van de juistheid van die stelling niet worden uitgegaan.
5.4. [
[appellant] betoogt met een beroep op de mensenrechtenverdragen dat zij, wat betreft de door haar in gebruik zijnde woning, als pretens langlevende ongehuwd samenlevende partner gelijkgesteld moet worden met een langstlevende echtgenoot of althans met een langstlevende ongehuwd samenlevende partner onder het nieuwe Arubaanse erfrecht, dat per 1 september 2021 in werking zal treden.
5.5. [
[overledene], van wie [appellant] naar haar zeggen de langstlevende samenlevende partner was, is failliet verklaard voor zijn overlijden. Kennelijk gaat [appellant] ervan uit dat een langstlevende echtgenoot en naar analogie een langstlevende ongehuwd samenlevende partner bescherming genieten tegen crediteuren. Dit uitgangspunt berust op een onjuiste rechtsopvatting, ook naar nieuw Arubaans erfrecht (zie de artikelen 4:13 lid 2,tweede zin, BW-nieuw en 4:31 lid 1, tweede zin, BW-nieuw, in verbinding met artikel 4:30b BW-nieuw).
5.6.
Bij behandeling van grieven bestaat dus geen belang. Het hoger beroep faalt en het bestreden vonnis moet worden bevestigd en [appellant] dient de kosten van het hoger beroep te dragen.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt het bestreden vonnis en veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van de curator gevallen en tot op heden begroot op Afl. 6.000,- aan gemachtigdensalaris en Afl. 192,15 aan verschotten.
Dit vonnis is gewezen door mrs. Th.G. Lautenbach, A.S. Arnold en J. de Boer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 31 augustus 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.