ECLI:NL:OGHACMB:2021:73
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- O. Nijhuis
- E.M. van der Bunt
- F.W.J. Meijer
- Rechtspraak.nl
Verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en gebruiksvergoeding na echtscheiding
In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, gaat het om de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen twee gewezen echtelieden, [Appellant] en [Geïntimeerde]. De echtscheiding tussen partijen werd uitgesproken op 27 september 2006, en sindsdien zijn zij in een juridische strijd verwikkeld over de verdeling van hun gezamenlijke bezittingen, waaronder een erfpachtrecht op een perceel grond met daarop een appartement. Het Hof heeft in eerdere vonnissen al enkele beslissingen genomen, maar in deze uitspraak wordt het bestreden vonnis van 1 februari 2017 vernietigd en opnieuw recht gedaan.
Het Hof oordeelt dat het recht van erfpacht op het perceel, dat in de huwelijksgoederengemeenschap valt, moet worden verkocht. De netto-opbrengst van de verkoop zal gelijkelijk worden verdeeld tussen beide partijen. Daarnaast wordt [Appellant] veroordeeld om aan [Geïntimeerde] een gebruiksvergoeding te betalen voor het appartement dat hij sinds de echtscheiding bewoont. Het Hof stelt de hoogte van deze vergoeding vast op basis van de waarde van het recht van erfpacht en de duur van het gebruik door [Appellant].
De uitspraak bevat ook bepalingen over de verdeling van andere gemeenschappelijke bezittingen, zoals inboedelgoederen en voertuigen, en legt verplichtingen op aan beide partijen met betrekking tot de uitvoering van de verdeling. Het Hof benadrukt dat de kosten van de procedure door beide partijen voor de helft worden gedragen. Deze uitspraak is een belangrijke stap in de afhandeling van de financiële en materiële gevolgen van de echtscheiding.