Uitspraak
1.Procesverloop
2.Feiten
:
3.Geschil in hoger beroep
4.Het oordeel van het Gerecht
Rente
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, betreffende een aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2017. Belanghebbende heeft in 2005 een woning gekocht, die als hoofdverblijf dient. In 2007 heeft hij een leningsovereenkomst gesloten met de Centrale Hypotheek Bank voor herfinanciering en groot onderhoud. In 2017 heeft hij rente en premie risicoverzekering betaald aan de bank en kosten van bestuurderswerkzaamheden voor een stichting als giften in aftrek gebracht. In hoger beroep is de vraag aan de orde of de aanslag niet te hoog is opgelegd. Het Hof oordeelt dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de rentebetalingen aan de bank en Island Finance betrekking hebben op geldleningen voor onderhoud of verbetering van de eigen woning. De correctie van de Inspecteur blijft daarom in stand. Ook de giftenaftrek is terecht gecorrigeerd, omdat belanghebbende geen bewijs heeft geleverd dat hij deze kosten in rekening kon brengen bij de stichting. Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard.