ECLI:NL:OGHACMB:2022:12

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
22 februari 2022
Publicatiedatum
9 maart 2022
Zaaknummer
CUR2020H00353
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake aanslag inkomstenbelasting en aftrekposten voor rente en giften

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, betreffende een aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2017. Belanghebbende heeft in 2005 een woning gekocht, die als hoofdverblijf dient. In 2007 heeft hij een leningsovereenkomst gesloten met de Centrale Hypotheek Bank voor herfinanciering en groot onderhoud. In 2017 heeft hij rente en premie risicoverzekering betaald aan de bank en kosten van bestuurderswerkzaamheden voor een stichting als giften in aftrek gebracht. In hoger beroep is de vraag aan de orde of de aanslag niet te hoog is opgelegd. Het Hof oordeelt dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de rentebetalingen aan de bank en Island Finance betrekking hebben op geldleningen voor onderhoud of verbetering van de eigen woning. De correctie van de Inspecteur blijft daarom in stand. Ook de giftenaftrek is terecht gecorrigeerd, omdat belanghebbende geen bewijs heeft geleverd dat hij deze kosten in rekening kon brengen bij de stichting. Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

Uitspraak
CUR2020H00353
Datum uitspraak: 22 februari 2022
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[Belanghebbende],
wonende te Curaçao,
belanghebbende
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht) van 30 september 2020 in de zaak met BBZ nr. CUR201903537 in het geding tussen:
belanghebbende,
en
de inspecteur der belastingen,
zetelend te Curaçao,
de Inspecteur,
betreffende de hierna te vermelden aanslag.

1.Procesverloop

1.1.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2017 een aanslag inkomstenbelasting (dagtekening op aanslagbiljet 12 april 2019) opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf. 114.870.
1.2.
Belanghebbende heeft op 7 juni 2019 tegen de aanslag bezwaar gemaakt.
1.3.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 2 augustus 2019 de aanslag gehandhaafd.
1.4.
Daartegen heeft belanghebbende op 15 september 2019 beroep ingesteld. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf. 50.
1.5.
Het Gerecht heeft in haar uitspraak van 30 september 2020 als volgt geoordeeld:
“Het Gerecht:
- verklaart het beroep ongegrond.”
1.6.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende op 13 november 2020 hoger beroep ingesteld bij het Hof dat nader is gemotiveerd op 5 januari 2021. De Inspecteur heeft op 17 september 2021 een verweerschrift ingediend. Op 11 oktober 2021 heeft belanghebbende een nader stuk ingebracht waarvan een kopie aan de wederpartij is verstrekt.
1.7.
De zitting heeft plaatsgehad op 13 januari 2022 te Willemstad. Op de zitting is namens belanghebbende [A], verschenen en namens de inspecteur [B].
1.8.
Belanghebbende heeft voorafgaand aan de zitting een pleitnota naar de griffie gezonden (welke in kopie aan de Inspecteur is gezonden) en de Inspecteur heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.
1.9.
Aan het einde van de zitting heeft het Hof het onderzoek gesloten.

2.Feiten

2.1.
Het Gerecht heeft de volgende, in hoger beroep niet bestreden, feiten vastgesteld, welke feiten het Hof als vaststaand overneemt:
“2.1 Belanghebbende heeft in 2005 een woning gekocht aan Kaya Dorus 3 (hierna: de woning). De koopsom heeft NAf 104.000 bedragen. Deze woning staat hem als hoofdverblijf ter beschikking.
2.2
Belanghebbende heeft in 2007 ter herfinanciering en voor groot onderhoud een leningsovereenkomst gesloten met de Centrale Hypotheek Bank (CHB) ten bedrage van NAf 220.000. Ten behoeve van deze bank is op de woning een recht van hypotheek gevestigd tot zekerheid van nakoming door belanghebbende van zijn verplichtingen uit de leningsovereenkomst. Belanghebbende heeft in het onderhavige jaar 2017 een bedrag van NAf 15.641 aan rente en premie risicoverzekering betaald aan de CHB. 31 december 2017 bedraagt de schuld aan CHB NAf 184.592.
2.3
Belanghebbende heeft in het jaar 2017 een bedrag van NAf 6.167 aan rente betaald aan de Postspaarbank. Op 31 december 2017 bedraagt de schuld NAf 57.895.
2.4
Verder heeft belanghebbende in 2017 een bedrag van NAf 4.218 aan rente betaald aan Island Finance.
2.5
Belanghebbende heeft eind 2017 een pick up auto Isuzu model TF gekocht.
2.6
Belanghebbende is bestuurder van Stichting [X]. De kosten die samenhangen met deze bestuurderswerkzaamheden heeft belanghebbende als giften in aftrek gebracht.
2.7
Belanghebbende heeft voor het jaar 2017 aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen van NAf 106.230. Daarbij heeft hij een bedrag van NAf 26.971 als rente en kosten ter zake van de eigen woning in aftrek gebracht. Daarnaast heeft belanghebbende een bedrag van NAf 4.400 als giften in aftrek gebracht.
2.8
Bij het vaststellen van de aanslag inkomstenbelasting 2017 heeft de Inspecteur het belastbaar inkomen als volgt gecorrigeerd:
Geen aftrek rente en kosten eigen woning (NAf 26.971 -/- 15.641)
11.33
Geen aftrek giften
4.4
Meer aftrek rente persoonlijke lening (max. NAf 2.500)
197
2.2.
In aanvulling van de hiervoor opgenomen feiten neemt het Hof de volgende feiten op.
2.3.
Tot de gedingstukken behoort een door belanghebbende ingebracht “taxatierapport van een woonhuis gelegen aan de [adres] Santa Catharina Curaçao” van Taxatiekantoor [J] (hierna: het taxatierapport). Het taxatierapport dateert van 21 juni 2012, de opnamedatum van de woning is 18 juni 2012 en als doel van de taxatie is opgenomen het verkrijgen van inzicht in de onderhandse verkoopwaarde (marktwaarde), executiewaarde en herbouwwaarde van het registergoed, vrij van huur en gebruik in de huidige staat en in de uitgebreide staat. Als marktwaarde in huidige staat is een bedrag van NAf. 275.000 getaxeerd en in uitgebreide staat van NAf. 320.000.
2.4.
Tot de gedingstukken behoort een schrijven van de CHB aan de Inspecteur van 8 september 2021. Hierin is onder meer opgenomen:
“Onderwerp: Opvragen informatie ten name van de heer [belanghebbende].
(…)
1. Bij akte van 31 oktober 2007 heeft de heer [belanghebbende] een hypothecaire lening ten bedrage van ANG 220.000 afgesloten bij Centrale Hypotheekbank N.V.in verband met het oversluiten van de bestaande hypothecaire leningen bij Postspaarbank N.V. voor ANG 139.210,12 en Banco di Caribe N.V. voor ANG 43.051,48. Een gedeelte van de lening werd tevens aangewend voor consolidatie van een schuld ten bedrage van ANG 35.000 aan Souman Hermanus. De lening werd geregistreerd onder hypotheeknummer 7005056.
Bij akte van 17 oktober 2012 heeft de heer [Belanghebbende] een hypothecaire lening voor een bedrag van ANG 237.000 afgesloten bij Centrale Hypotheekbank NV als verhoging van de bestaande hypothecaire lening. Met deze lening werd de oude hypothecaire lening, geregistreerd onder hypotheeknummer 7005056, afgelost en werden de volgende persoonlijke leningen geconsolideerd. lsland Finance voor ANG 23.934,65; MCB Visa Card voor ANG 5.255,69; MCB Kompa Leon voor ANG 471.89; Barcelos Bon Bini B.V. voor ANG 2.406.47. De nieuwe lening werd geregistreerd onder hypotheeknummer 7008627.
Voor zowel de hypothecaire lening van 2007 en de huidige hypothecaire lening is het hypotheekrecht gevestigd op het onderpand te [adres] (voorheen als adres [adres]).”
Voorts behoort tot de gedingstukken door de Inspecteur ingewonnen informatie aangaande de leningen van belanghebbende bij Postspaarbank en Island Finance.
2.5.
De Inspecteur heeft in het verweerschrift in hoger beroep de volgende reconstructie van de leningen van belanghebbende gemaakt:
“Uit derden informatie opgevraagd bij de Centrale Hypotheek Bank N.V. en PSBbank N.V. is nadere informatie verkregen over de hypotheekleningen:
Op 31 oktober 2007 is er een lening ten bedrage van NAf. 220.000,- afgesloten bij Centrale Hypotheek Bank N.V .. Dit bedrag is als volgt aangewend
:
Bedrag Aangewend voor
NAf. 139.210,12: oversluiten hypothecaire lening bij Postspaarbank
NAf. 43.051, 48: oversluiten hypothecaire lening bij Banco di Caribe
NAf. 35.000,-: aflossing schuld bij Souman Hermanus
Op 17 oktober 2012 de vorige lening van 31 oktober 2007 verhoogd. Nieuwe hypotheekbedrag is NAf. 237.000,- en dit bedrag is gebruikt voor consolideren van persoonlijke leningen en als volgt aangewend:
Bedrag Aangewend voor
NAf 23.934,65: lsland Finance
NAf. 5.255,69: MCB Visa Card
NAf. 471,89: MCB Kompa Leon
NAf. 2.406,47: Bacelos Bon Bini B.V
Op 26 januari 2016 heeft belanghebbende een lening bij PSBbank afgesloten ten bedrage van
NAf. 49.887,16 (inclusief rente en kosten NAf. 79.724,74.). Deze lening is gebruikt voor consolideren van leningen bij MCB, BdC en Island Finance.”
2.6.
Tot de gedingstukken behoort een e-mailbericht van [V] (belanghebbendes gemachtigde in eerste aanleg) aan belanghebbende huidige gemachtigde van 4 januari 2022. [V] beantwoordt de (eerdere) vraag (of [V] tijdens de zitting bij het Gerecht in eerste aanleg heeft afgezien van een proceskostenvergoeding) van belanghebbende als volgt:
“1. Ja, het klopt dat ik heb afgezien van een beroepskostenvergoeding. Het bedrag van de mogelijke vergoeding was niet groot en ik vond het destijds geen “belangrijk” punt in de gehele kwestie.”

3.Geschil in hoger beroep

3.1.
Evenals in eerste aanleg is in hoger beroep is in geschil of de aanslag niet te hoog is opgelegd.
3.2.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van het Gerecht en vermindering van de aanslag met de door hem voorgestane aftrekpost aan rentelasten. In hoger beroep betoogt hij niet (meer) dat hem een aftrekpost ter zake van giften toekomt.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van het Gerecht.
3.3.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede op hetgeen zij ter zitting hebben bijgebracht.

4.Het oordeel van het Gerecht

Het Gerecht heeft het volgende overwogen:

Rente
4.1
Ingevolge artikel 16, lid 1, letter h, Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (hierna: LIB), zijn als persoonlijke lasten aftrekbaar de rente van schulden en kosten van geldlening aangegaan ter verkrijging, onderhoud of verbetering van de eigen woning die als hoofdverblijf ter beschikking staat, alsmede de premies voor een aan die geldlening verbonden overlijdensrisicoverzekering.
4.2
Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt mee dat belanghebbende, die aanspraak maakt op een aftrekpost, feiten aannemelijk dient te maken die meebrengen dat hij voldoet aan de daarvoor geldende voorwaarden. Deze bewijslastverdeling brengt mee dat indien er twijfel bestaat over het door belanghebbende gestelde, dit ten nadele werkt van belanghebbende.
4.3
Belanghebbende heeft gesteld dat de leningen bij de Postspaarbank en Island Finance in 2016 en 2017 zijn aangegaan ter financiering van een renovatie van de woning voor een bedrag van circa NAf 80.000. Belanghebbende heeft deze stelling uitsluitend gestaafd met een fotorapportage van de woning. Naar het oordeel van het Gerecht heeft belanghebbende daarmee geenszins aannemelijk gemaakt dat de rentebetalingen aan de Postspaarbank en Island Finance betrekking hebben op geldleningen die zijn aangegaan voor het onderhoud of de verbetering van de eigen woning. Deze correctie blijft daarom in stand.
Giften
4.4
Ingevolge artikel 16, lid 1, letter f LIB zijn als persoonlijke lasten aftrekbaar de giften aan binnen Curaçao gevestigde kerkelijke, charitatieve, culturele, wetenschappelijke en het algemeen nut beogende instellingen, mits deze giften met schriftelijke bewijsstukken worden aangetoond.
4.5
Tot de giften behoren ook de bevoordelingen van de in artikel 16, lid 1, letter f LIB bedoelde instellingen, bestaande in het uit vrijgevigheid afzien van het in rekening brengen van ten behoeve van die instellingen gedane uitgaven, welke men had kunnen declareren (vgl. HR 27 juni 1979, ECLI:NL:HR:1979:AX2640).
4.6
Belanghebbende heeft kosten die samenhangen met zijn werkzaamheden voor Stichting [X] als giften in aftrek gebracht. Het criterium van 4.5 toepassend, heeft belanghebbende geen bewijs ervoor bijgebracht dat hij deze kosten in rekening zou kunnen brengen bij de stichting. De Inspecteur heeft de giftenaftrek dan ook terecht gecorrigeerd.
5. PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT
Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten of het griffierecht.”

5.Gronden

5.1.
Het Gerecht heeft op goede gronden geoordeeld dat belanghebbende geen hoger bedrag aan aftrek rente en kosten eigen woning toekomt dan welke door de inspecteur bij de aanslagregeling zijn geaccepteerd. Het Hof neemt deze gronden over en maakt die tot de zijne.
Het Hof voegt daar aan toe dat hetgeen door partijen in hoger beroep over en weer is aangevoerd niet leidt tot een andere conclusie. De door de Inspecteur overgelegde (door haar ingewonnen) informatie van de banken (CHB, Postspaarbank en Island Finance) onderstreept dat belanghebbende de door hem aangegane leningen deels heeft aangewend (zie 2.4.) voor andere bestemmingen dan (aankoop dan wel verbouwing van) de eigen woning. Belanghebbende heeft met het overleggen van het taxatierapport uit 2012 niet aannemelijk gemaakt dat dat de door belanghebbende in het onderhavige jaar (2017) gedane rentebetalingen aan de Postspaarbank en Island Finance betrekking hebben op geldleningen die zijn aangegaan voor het onderhoud of de verbetering van de eigen woning. Zo wordt hiermee niet aannemelijk gemaakt welke bedragen uiteindelijk daadwerkelijk door belanghebbende aan verbouwing(en) van de eigen woning zijn besteed. Ook de overgelegde foto’s zijn daartoe ontoereikend. Voorts maakt de door gemachtigde van belanghebbende ingebrachte (eigen) verklaring van belanghebbende omtrent de geschatte kosten van de verbouwing (ongeveer NAf. 80.000) en de duur van de verbouwing (ongeveer vier jaren) niet aannemelijk dat daadwerkelijk verbouwingskosten (onderbouwd met bescheiden etc. die de gestelde kosten bevestigen) zijn gemaakt. Aldus komt belanghebbende niet meer aftrek toe dan het bedrag dat bij de aanslagregeling is geaccepteerd.
5.2.
Nu in hoger beroep belanghebbende niet meer stelt dat hem aftrek toekomt ter zake van giften behoeft deze in de aangifte opgenomen aftrekpost (welke bij de aanslagregeling is gecorrigeerd) geen verdere bespreking meer.
De slotsom
5.3.Voorgaande brengt mee dat het hoger beroep ongegrond is en de uitspraak van het Gerecht bevestigd dient te worden. Voor een proceskostenveroordeling bestaat (geheel) geen aanleiding en reeds op die grond komt het Hof niet toe aan belanghebbendes stelling (wat daar overigens van zij) dat de voormalige gemachtigde van belanghebbende [V] heeft gedwaald bij het afzien van een (mogelijke) proceskostenvergoeding bij het Gerecht in eerste aanleg.

6.Beslissing

Het Hof:
- verklaart het hoger beroep ongegrond;
- bevestigt de uitspraak van het Gerecht.
Aldus gedaan door mr. drs. W.H. Bel, voorzitter, mr. M.J. Leijdekker en
mr. drs. P.A.M. Pijnenburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.C.M.J. Bucx als griffier. De beslissing is op 22 februari 2022 in het openbaar uitgesproken.
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen twee maanden na dagtekening van het afschrift van de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Partijen hebben ook de mogelijkheid hun beroepschrift in te dienen bij de griffie van het Gerecht in Eerste aanleg dat de zaak in eerste aanleg heeft behandeld. De datum van binnenkomst bij de griffie van het lokale Gerecht in Eerste aanleg is in dat geval bepalend voor de vraag of het beroep tijdig is ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2 onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. waartegen u in beroep komt;
d. waarom u het daar niet mee eens bent (de gronden van het beroep).
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.