ECLI:NL:OGHACMB:2023:193

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
24 oktober 2023
Publicatiedatum
25 oktober 2023
Zaaknummer
CUR2019H00414
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van nalatenschappen en benoeming deskundige in civiele procedure

In deze zaak, die betrekking heeft op de verdeling van nalatenschappen, heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie op 24 oktober 2023 uitspraak gedaan. De zaak betreft de nalatenschappen van de ouders van de betrokken partijen, die allen erfgenamen zijn. Het Hof heeft eerder, op 21 maart 2023, een tussenvonnis uitgesproken waarin het voornemen werd kenbaar gemaakt om drs. W. Blijleven te benoemen als deskundige. Deze deskundige is belast met het beantwoorden van specifieke vragen over de samenstelling en waarde van de nalatenschappen, evenals de certificaten van aandelen in FIBV. De partijen zijn verplicht om mee te werken aan het onderzoek van de deskundige en om ervoor te zorgen dat het voorschot voor de deskundige tijdig wordt betaald. Het Hof heeft bepaald dat het voorschot op de schadeloosstelling en het loon voor de deskundige is vastgesteld op NAf 32.000,- exclusief OB. Indien het voorschot niet binnen vier weken na de uitspraak is betaald, zal dit vonnis in de plaats treden van een akte waaruit de benodigde medewerking van alle partijen blijkt. Het Hof heeft ook bepaald dat de deskundige zijn rapport vóór 1 juni 2024 moet indienen, waarna de zaak opnieuw zal worden behandeld. Het vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2023
Registratienummers: CUR201500988 – CUR2019H00414
Uitspraak: 24 oktober 2023
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:

1.[ERFGENAAM 1],

wonende in Curaçao,
oorspronkelijk gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
thans appellante,
gemachtigde: voorheen mr. E. Bokkes, thans mr. A.K.E. Henriquez,
en:

2.[ERFGENAAM 2],

wonende te Amersfoort, Nederland,
oorspronkelijk gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
thans appellante,
gemachtigde: mr. E. Bokkes,
3.
[ERFGENAAM 3],
wonende te Arnhem, Nederland,
oorspronkelijk gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
thans appellante,
gemachtigde: mr. E. Bokkes,
en:

4.[ERFGENAAM 4],

wonende in Curaçao,
oorspronkelijk gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
thans (incidenteel) appellant na oproeping op de voet van art. 12a Rv,
gemachtigde: mr. A.K.E. Henriquez,
tegen:

5.[ERFGENAAM 5],

wonende in Curaçao,
oorspronkelijk eiseres in conventie, gedaagde in reconventie,
thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. A.K.E. Henriquez.
Partijen worden hierna [erfgenaam 1], [erfgenaam 2], [erfgenaam 3], [erfgenaam 4] en [erfgenaam 5] genoemd.
1.
Het verdere verloop van de procedure
1.1
Bij vonnis van 21 maart 2023 (hierna: het tweede tussenvonnis) heeft het Hof de zaak naar de rol verwezen.
1.2
Op 6 juni 2023 hebben mrs. Henriquez en Bokkes namens hun cliënten akten ingediend. Aan de akte van mr. Bokkes zijn producties 25 en 26 gehecht. Op 29 augustus 2023 hebben mrs. Henriquez en Bokkes namens hun cliënten antwoordakten ingediend. Aan de akte van mr. Bokkes is productie 27 gehecht.
1.3
Vonnis is gevraagd en bepaald op vandaag.
2.
De verdere beoordeling
2.1
Deze zaak betreft de verdeling van de nalatenschappen van de ouders van partijen. Bij het tweede tussenvonnis heeft het Hof het voornemen kenbaar gemaakt drs. Blijleven te benoemen als deskundige om vragen te beantwoorden ten behoeve van de verdeling. Het Hof heeft de volgende vragen geformuleerd:
Algemeen
1a. Uit welke bestanddelen (goederen en schulden) bestond (voor zover u heeft kunnen vaststellen) de nalatenschap van de vader op 11 mei 2002 (peildatum omvang 1)?
b. Uit welke bestanddelen (goederen en schulden) bestond (voor zover u heeft kunnen vaststellen) de nalatenschap van de moeder op 2 oktober 2011 (peildatum omvang 2)?
2. Wat is de waarde van de in de vragen 1a en 1b bedoelde bestanddelen, gewaardeerd op een zo recent mogelijk door u aan te houden datum (peildatum waardering)?
Certificaten van aandelen in FIBV
3. Tot de nalatenschappen behoren de certificaten van aandelen in FIBV. Bij vraag 2 is dus onder meer gevraagd naar de waarde van deze certificaten op peildatum waardering. Kunt u toelichten welke goederen en schulden op peildatum waardering tot het vermogen van FIBV behoren?
4. Wat moet er gebeuren om de certificaten te gelde te kunnen maken?
5. Zijn er sinds 11 mei 2002 zonder rechtsgrond gelden onttrokken aan FIBV? Zo ja, wanneer, voor welke bedragen en door wie?
6. Zijn er door de in vraag 5 bedoelde onttrekkingen vorderingen van FIBV ontstaan? Zo ja, wanneer, voor welke bedragen en op wie? In hoeverre is het te verwachten dat deze vorderingen kunnen worden geïnd?
7. Is voor de vaststelling van de huidige waarde van de certificaten (of anderszins voor de vaststelling van de huidige waarde van de nalatenschappen) van belang dat wordt vastgesteld voor welke koopprijs FIBV de Frederik-vennootschappen in 2010 heeft verkocht? Zo ja, waarom? En zo ja, voor welke koopprijs heeft FIBV de Frederik-vennootschappen in 2010 verkocht? Heeft FIBV nog een vordering ter zake van een onbetaald gebleven deel van de koopsom? Zo ja, hoe hoog is die vordering?
Overig
8. Wat is een passende (eenmalige of periodieke) gebruiksv[erfgenaam 4]eding voor levenslang gebruik van de woning door [erfgenaam 4] en [erfgenaam 1]?
9. Heeft u verdere opmerkingen die u van belang acht voor de beoordeling van deze zaak?
2.2
Het Hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de te stellen vragen. Beide partijen hebben (andere) vragen geformuleerd. Het Hof ziet daarin geen aanleiding om de vragenlijst te veranderen. Wel zal het Hof de deskundige verzoeken om kennis te nemen van de vragen van partijen en daarbij rekening te houden bij het formuleren van zijn antwoorden op de vragen van het Hof. Voor zover de deskundige een antwoord op de vragen van partijen redelijkerwijs nodig acht om de vragen van het Hof naar behoren te beantwoorden, wordt de deskundige verzocht dat te doen; voor zover hij van mening is dat een antwoord op de vragen van partijen redelijkerwijs niet nodig is om de vragen van het Hof naar behoren te beantwoorden, wordt de deskundige verzocht die mening toe te lichten.
2.3
Drs. Blijleven heeft het aan hem te betalen voorschot begroot op NAf 32.000,- exclusief OB. Het Hof zal het voorschot dienovereenkomstig vaststellen. In het tweede tussenvonnis heeft het Hof overwogen dat het voorschot bij voorkeur zou moeten worden betaald door FIBV.
2.4
Deelgenoten in een gemeenschap zoals een nalatenschap zijn verplicht zich jegens elkaar te gedragen overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid (art. 3:166 lid 3 en art. 3:189 lid 2 BW).
2.5
Uit de aktewisseling leidt het Hof af dat de door mr. Bokkes vertegenwoordigde partijen onvoorwaardelijk bereid zijn daaraan mee te werken, maar dat de door mr. Henriquez vertegenwoordigde partijen nadere voorwaarden stellen, die erop gericht zijn om de gelden die nog aanwezig zijn in FIBV “veilig te stellen”. Het Hof acht die voorwaarden niet redelijk; de voortgang van het onderzoek zou daarvan niet afhankelijk gesteld moeten worden. Daarom zal het Hof alle partijen bevelen eraan mee te werken dat FIBV het voorschot betaalt en alles te doen wat daarvoor nodig is. Zij zijn daartoe jegens elkaar gehouden krachtens de eisen van redelijkheid en billijkheid. Voor het geval zij daar niet aan voldoen, zal het Hof op de voet van art. 3:300 BW bepalen dat dit vonnis van het Hof in de plaats treedt van een akte waaruit de benodigde medewerking van alle vijf partijen blijkt. Orco Bank, waarbij de tegoeden van FIBV worden aangehouden, en die de tegoeden heeft bevroren, dient dus mee te werken aan betaling van het voorschot aan drs. Blijleven, primair in opdracht van partijen, subsidiair op basis van dit vonnis. Het Hof zal bepalen dat beide gemachtigden zich dienen in te spannen om in onderling overleg te bevorderen dat FIBV het volledige voorschot zonder nadere voorwaarden zo spoedig mogelijk aan de deskundige betaalt, zodat deze na ontvangst daarvan aan de werkzaamheden kan beginnen. Verder zal het Hof de griffie opdragen een afschrift van dit vonnis te doen toekomen aan de deskundige en aan Orco Bank.
2.6
Partijen dienen te bevorderen dat de deskundige komt te beschikken over alle bescheiden die de deskundige nodig acht.
2.7
Partijen zijn verplicht mee te werken aan het onderzoek van de deskundige. Wordt aan deze verplichting niet naar behoren voldaan, dan kan de deskundige daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht. Ook het Hof kan dan daaruit de gevolgtrekking maken die het Hof geraden acht (art. 174b lid 3 Rv).
2.8
Het verzoek aan het Hof om te interveniëren teneinde de gelden die nog aanwezig zijn in FIBV veilig te stellen en elders onder te brengen, wordt afgewezen. Dit verzoek is onvoldoende bepaald (te vaag) en leidt af van de voortgang van de hoofdzaak: het bevorderen dat het deskundigenonderzoek zo snel mogelijk daadwerkelijk kan aanvangen.
2.9
Het Hof houdt ieder verder oordeel aan.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
beveelt een deskundigenbericht;
benoemt als deskundige:
drs. W. Blijleven RA CVA,
Johan van Walbeeckplein 18,
Willemstad, Curaçao,
(+5999) 843 2025,
walter@cfgvalue.com,
legt aan de deskundige de hiervoor in rov. 2.1 geformuleerde vragen ter beantwoording voor;
verzoekt de deskundige rekening te houden met de door partijen geformuleerde vragen op de wijze als hiervoor in rov. 2.2 is overwogen;
bepaalt het bepaalt het voorschot op de schadeloosstelling en het loon voor de deskundige op NAf 32.000,-- exclusief OB;
beveelt iedere partij eraan mee te werken dat FIBV het volledige voorschot zo spoedig mogelijk aan de deskundige betaalt en alles te doen wat voor die betaling door FIBV nodig is;
bepaalt dat beide gemachtigden zich dienen in te spannen om te bevorderen dat FIBV het volledige voorschot zonder nadere voorwaarden zo spoedig mogelijk aan de deskundige betaalt;
bepaalt dat indien het voorschot niet binnen vier weken na heden aan de deskundige betaald is, dit vonnis in de plaats treedt van een akte waaruit de hiervoor bevolen medewerking van alle vijf partijen blijkt;
bepaalt dat de deskundige niet met het onderzoek aanvangt dan na ontvangst van het volledige voorschot;
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek partijen in de gelegenheid zal stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen en dat de deskundige in het schriftelijk bericht zal doen blijken of aan dit voorschrift is voldaan;
bepaalt dat de deskundigen een schriftelijk, gemotiveerd en ondertekend bericht zal inleveren ter griffie van het Hof, vóór 1 juni 2024, onder indiening van een declaratie onder vermelding van registratienummer CUR2019H00414 (Frederik);
bepaalt dat de zaak na ontvangst van het deskundigenbericht naar de rol zal worden verwezen voor conclusie na deskundigenbericht;
draagt de griffie op een afschrift van dit vonnis te doen toekomen aan de deskundige en aan Orco Bank;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, C.G. ter Veer en J. de Boer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 24 oktober 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.