ECLI:NL:OGHACMB:2024:156

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
27 augustus 2024
Publicatiedatum
29 augustus 2024
Zaaknummer
AUA2023H00025
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhaal van verzekeraar op aansprakelijke persoon bij niet-Arubaans rijbewijs

In deze zaak gaat het om de vraag of een verzekeraar in Aruba verhaal kan nemen op een aansprakelijke persoon, wanneer de bestuurder van het voertuig niet in het bezit is van een Arubaans rijbewijs, maar wel van een geldig buitenlands rijbewijs. De zaak betreft een aanrijding die op 15 augustus 2019 plaatsvond, waarbij de bestuurder van het voertuig, dat verzekerd was bij de Nederland Antilles & Aruba Assurance Company (NA&A), schade heeft veroorzaakt. NA&A heeft de schade vergoed aan de andere partij en vordert nu terugbetaling van deze kosten van de aansprakelijke persoon. Het Gerecht in eerste aanleg heeft de vordering van NA&A afgewezen, waarna NA&A in hoger beroep is gegaan. Het Hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat de verzekeringsvoorwaarden niet uitsluiten dat de schade gedekt is, ook al was de bestuurder niet in het bezit van een Arubaans rijbewijs. Het Hof heeft geoordeeld dat de vordering van NA&A terecht is afgewezen, omdat de bestuurder ten tijde van het ongeval een geldig buitenlands rijbewijs bezat. Het Hof bevestigt het vonnis van het Gerecht en wijst de vordering van NA&A af.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2024
Registratienummers: AUA202003144 – AUA2023H00025
Uitspraak: 27 augustus 2024 (in Curaçao)
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
NETHERLANDS ANTILLES & ARUBA ASSURANCE COMPANY (NA&A) N.V.,
gevestigd in Aruba,
in eerste aanleg eiseres, thans appellante,
gemachtigde: mr. D.C.A. Crouch,
tegen
[VERZEKERINGNEMER],
wonende in Aruba,
in eerste aanleg gedaagde, thans geïntimeerde,
gemachtigde: [gemachtigde] (al dan niet toegelaten).
Partijen worden hierna NA&A en [verzekeringnemer] genoemd.

1.De zaak in het kort

Deze zaak gaat over de vraag of in Aruba een verzekeraar die schade heeft vergoed op basis van de Landsverordening aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen, verhaal kan nemen op de aansprakelijke persoon, indien de bestuurder niet in het bezit is van een Arubaans rijbewijs, maar wel van een buitenlands rijbewijs. Daarnaast gaat het Hof in deze zaak in op de positie van de al dan niet toegelaten gemachtigde.
In deze zaak heeft het Gerecht de vordering van de verzekeraar afgewezen.
In dit hoger beroep beoordeelt het Hof de vordering opnieuw.

2.Het verloop van de procedure

2.1
Bij op 13 maart 2023 ingekomen akte van appel is NA&A in hoger beroep gekomen van het tussen partijen gewezen en op 8 februari 2023 uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht).
2.2
Bij op 17 april 2023 ingekomen memorie van grieven, met producties, heeft NA&A zeven grieven tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis zal vernietigen en haar vordering alsnog zal toewijzen, met veroordeling van [verzekeringnemer], uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten in beide instanties.
2.3
Een memorie van antwoord is niet ingekomen.
2.4
Op de voor schriftelijk pleidooi bepaalde dag 4 september 2023 heeft de gemachtigde van [verzekeringnemer] een processtuk ingediend, getiteld ‘verweerschrift’. Hierin concludeert [verzekeringnemer] dat het Hof het bestreden vonnis zal bevestigen, met veroordeling van NA&A in de proceskosten in beide instanties. Op de voor schriftelijk pleidooi nader bepaalde dag 3 oktober 2023 heeft de gemachtigde van NA&A pleitnotities ingediend.
2.5
Vonnis is gevraagd en nader bepaald op vandaag.

3.De beoordeling

Feiten
3.1
Het Hof gaat uit van de volgende feiten.
3.1.1
Op 15 augustus 2019 heeft in Aruba een aanrijding plaatsgehad tussen twee auto’s. De aanrijding werd veroorzaakt door de schuld van [bestuurder] (verder: [bestuurder]), die één van beide auto’s bestuurde. Die auto was van [verzekeringnemer].
3.1.2 [
[bestuurder] is op [datum] in Venezuela geboren.
Op 28 november 2017 hebben de Venezolaanse autoriteiten haar een rijbewijs verstrekt met een geldigheidsduur tot 4 februari 2027.
Op 10 september 2018 heeft [bestuurder] zich in Aruba bij de autoriteiten gemeld en verdragsbescherming aangevraagd.
Op 23 oktober 2019 heeft de Minister belast met Vreemdelingen- en Integratiebeleid van Aruba haar een (tweede) bijzondere vergunning tot tijdelijk verblijf in Aruba verleend, geldig van 21 oktober 2019 tot 21 januari 2020. Reden hiervoor was dat de aanvraag tot verkrijging van een bijzondere verblijfsstatus aanhangig was. De bijzondere vergunning bracht mee dat [bestuurder] betaald werk in Aruba mocht verrichten.
3.1.3
De aansprakelijkheid voor de door [bestuurder] bestuurde auto was ten tijde van de aanrijding verzekerd bij NA&A. De verzekeringsvoorwaarden bepalen onder meer:
7 Algemene uitsluitingen
De maatschappij is geen uitkering verschuldigd en niet tot het verrichten van diensten verplicht:
(…)
7.4.8
Schade veroorzaakt terwijl de feitelijke bestuurder van het motorrijtuig niet in het bezit is van een geldig of hoogstens 6 maanden verlopen, voor het motorrijtuig wettelijk voorgeschreven rijbewijs (…).
3.1.4
NA&A heeft Afl. 4.550 als schadevergoeding betaald aan de bestuurster van de andere auto. Verder heeft NA&A Afl. 150 aan expertisekosten betaald.
Vordering en beslissing van het Gerecht
3.2
In deze rechtszaak heeft NA&A betaling gevorderd van Afl. 4.700, met wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten van Afl. 375, proceskosten en nakosten.
Bij het bestreden vonnis heeft het Gerecht de vordering afgewezen.
Beoordeling door het Hof
De positie van niet-toegelaten gemachtigden
3.3
NA&A heeft het Gerecht verzocht geen acht te slaan op de processtukken aan de zijde van [verzekeringnemer], omdat die zijn ingediend door [gemachtigde] (hierna: [gemachtigde]) en [gemachtigde] volgens NA&A geen advocaat, deurwaarder of toegelaten zaakwaarnemer is. Het Gerecht is aan dit verzoek voorbijgegaan met verwijzing naar art. 28a Procesreglement 2023. Hiertegen zijn de eerste drie grieven van NA&A gericht.
3.4
In art. 28a Procesreglement 2023 wordt verwezen naar GHvJ 28 januari 2018, ECLI:NL:OGHACMB:2018:324. In die uitspraak heeft het Hof overwegingen gewijd aan het niveau van rechtsbijstand, toezicht op rechtsbijstand om de kwaliteit ervan te waarborgen en tuchtrechtspraak om de kwaliteit, dienstverlening en kosten van rechtsbijstand te toetsen. Het beleid van het Hof met betrekking tot de toelating van gemachtigden is vooral gericht op bevordering van de kwaliteit van de rechtsbijstand. Dit dient in de eerste plaats ter bescherming van de procespartij die door de gemachtigde wordt vertegenwoordigd of bijgestaan. Het beleid van het Hof is niet bedoeld ter bescherming van de wederpartij, ook al kan een wederpartij in voorkomende gevallen ook hinder ondervinden van ondermaatse rechtsbijstand aan de andere partij.
3.5
De rechter bewaakt de toelating van gemachtigden ambtshalve. De procesrechtelijke regels over stellen en betwisten en over de grenzen van de rechtsstrijd spelen daarbij geen rol.
3.6
Indien een niet-toegelaten gemachtigde een rechtzoekende wil bijstaan of vertegenwoordigen op een zitting en namens deze het woord wil voeren, kan de rechter de gemachtigde weigeren. Vervolgens dient de rechter de rechtzoekende in beginsel in de gelegenheid te stellen een andere persoon als gemachtigde aan te wijzen of in persoon door te procederen (vergelijk voor Nederland: art. 81 lid 2 Rv Nederland). Zo wordt bevorderd dat de rechtzoekende zijn of haar belangen in rechte kan (doen) behartigen.
3.7
Indien een niet-toegelaten gemachtigde namens een rechtzoekende processtukken indient ter griffie, kan de griffie die niet zonder meer weigeren. Slechts indien gebleken is dat de niet-toegelaten gemachtigde dit op tamelijk grote schaal doet, kan de griffie op last van de rechter ingrijpen. Hierbij speelt een rol dat rechtzoekenden op eigen naam processtukken kunnen indienen, ook processtukken die zijn opgesteld door een niet-toegelaten gemachtigde. Indien processtukken die een niet-toegelaten gemachtigde indient, geweigerd worden, moet binnen de grenzen die de eisen van een goede procesorde stellen, bevorderd worden dat de rechtzoekende zijn of haar belangen in rechte op andere wijze kan (doen) behartigen.
3.8
In dit geval is [verzekeringnemer] gedaagde/geïntimeerde. Het buiten beschouwing laten van haar processtukken zou ertoe leiden dat de vordering tegen haar wordt toegewezen zonder dat haar standpunt daarover wordt meegewogen. Dat is onverenigbaar met de eisen van een goede rechtsbedeling. Verder zijn de processtukken van de zijde van [verzekeringnemer] in dit geval van een zodanig niveau dat niet gezegd kan worden dat NA&A hinder ervan ondervindt als zij zijn ingediend door een niet-toegelaten gemachtigde. Daarom zal het Hof acht slaan op de processtukken aan de zijde van [verzekeringnemer]. Hierbij kan in het midden blijven of [gemachtigde] toegelaten dient te worden als gemachtigde.
Uitleg van verzekeringsvoorwaarden - juridisch kader
3.9
Of NA&A verhaal heeft op [verzekeringnemer], hangt ervan af of de aansprakelijkheid door verzekering is gedekt als bedoeld in art. 10 lid 2 LAM. Dat hangt weer af van de uitleg van art. 7.4.8 van de verzekeringsvoorwaarden. Die uitleg gebeurt aan de hand van de Haviltex-maatstaf, met inachtneming van het volgende.
3.1
In het EU-recht geldt dat de rechter binnen bepaalde grenzen ambtshalve dient te toetsen of een beding in een overeenkomst met een consument oneerlijk is en zo ja, dat de rechter het beding ambtshalve buiten toepassing dient te laten. Schriftelijke bedingen in overeenkomsten met consumenten moeten steeds duidelijk en begrijpelijk zijn opgesteld. Beslissend is of de bedingen duidelijk en begrijpelijk zijn geformuleerd voor een normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende consument. De consument moet op basis van duidelijke en begrijpelijke criteria de gevolgen die voor hem uit de overeenkomst voortvloeien, kunnen inschatten. Een gebrek aan transparantie moet meewegen bij de beoordeling van de oneerlijkheid. Dit kan ook aan de orde zijn bij bedingen die naar Nederlands (en Arubaans) recht als kernbedingen worden beschouwd. In art. 6:238 lid 2 BW Nederland is verder (ter implementatie van EU-recht) bepaald dat bij twijfel over de betekenis van een beding in algemene voorwaarden, de voor de wederpartij gunstigste uitleg prevaleert.
3.11
Dit alles geldt niet (onverkort) in het recht van Aruba, maar het kan ingevolge het concordantiebeginsel een rol spelen bij de toepassing van Arubaans recht. Naar Arubaans recht geldt als algemeen gezichtspunt dat bij de beoordeling door de feitenrechter van de uit te leggen overeenkomst naar gelang van de omstandigheden mag meewegen dat een eenzijdig door de verzekeraar opgestelde polisvoorwaarde in geval van twijfel over de uitleg ervan in het nadeel van de verzekeraar en ten gunste van de verzekerde moet worden uitgelegd (zie: HR 18 oktober 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE7002).
Ingezetene - juridisch kader
3.12
De Landsverordening wegverkeer, AB 1997 no. 18, zoals gewijzigd (hierna: LWV) bepaalt onder meer:
Art. 10. 1. Het is de in Aruba ingezeten bestuurder van een motorvoertuig verboden daarmee over een weg te rijden, tenzij hij bij zich heeft een door de Minister afgegeven geldig rijbewijs voor het besturen van een motorvoertuig als waarmee gereden wordt, en hij de 18-jarige leeftijd heeft bereikt.
2. Het is de niet in Aruba ingezeten bestuurder van een motorvoertuig verboden daarmee over een weg te rijden, tenzij hij bij zich heeft een geldig, door de autoriteiten in het land van herkomst afgegeven rijbewijs voor het besturen van een motorvoertuig als waarmee gereden wordt, of een geldig internationaal rijbewijs, en hij de 18-jarige leeftijd heeft bereikt.
3.13
Voor de uitleg van de term ‘ingezeten’ in art. 10 lid 1 en 2 LWV zoekt het Hof, bij gebrek aan aanwijzingen voor andere maatstaven, aansluiting bij de rechtspraak over het woonplaatsbegrip in de volksverzekeringswetten en het fiscale woonplaatsbegrip in Nederland. Dat betekent dat acht moet worden geslagen op alle in aanmerking komende omstandigheden van het geval. Het komt erop aan of deze omstandigheden van dien aard zijn dat een duurzame band van persoonlijke aard bestaat tussen de betrokkene en Aruba (vergelijk: HR 21 januari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP1466 en CRvB 28 mei 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1258).
3.14
De beoordeling van de vraag of iemand als ingezetene dient te worden beschouwd, vergt dus een casuïstische aanpak. Algemene regels als ‘alle asielzoekers gelden als ingezetenen’ of ‘asielzoekers gelden nooit als ingezetenen’ kunnen niet als juist worden aanvaard.
Toepassing op dit geval
3.15
Aannemelijk is dat met de zinsnede ‘voor het motorrijtuig wettelijk voorgeschreven rijbewijs’ in art. 7.4.8 van de verzekeringsvoorwaarden gedoeld is op verschillende wettelijke voorschriften voor verschillende categorieën motorrijtuigen, en niet op verschillende wettelijke voorschriften voor verschillende categorieën bestuurders. Bovendien behoeft een normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende consument uit die zinsnede in redelijkheid niet af te leiden dat als hij of zij (of een andere bestuurder van zijn of haar auto) geen Arubaans rijbewijs, maar wel een geldig buitenlands rijbewijs bezit, de dekking afhankelijk is van de vraag of de bestuurder ingezetene is in de zin van art. 10 lid 1 en 2 LVW. Evenmin kan de normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende consument daaruit met voldoende mate van zekerheid afleiden of hij of zij (of de bestuurder van zijn of haar auto) ingezetene is in de zin van art. 10 lid 1 en 2 LVW. In die opzichten is art. 7.4.8 van de verzekeringsvoorwaarden niet transparant.
3.16
Gelet hierop is het Hof van oordeel dat art. 7.4.8 van de verzekeringsvoorwaarden zo moet worden uitgelegd dat deze bepaling dekking niet uitsluit, indien de schade is veroorzaakt terwijl de feitelijke bestuurder van het motorrijtuig in het bezit is van een geldig of hoogstens zes maanden verlopen, buitenlands rijbewijs dat naar dat buitenlandse recht is voorgeschreven voor het motorrijtuig. Er zijn onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld of gebleken die aanleiding zouden geven voor een andere uitleg.
3.17
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat de vordering van NA&A terecht is afgewezen. Niet is immers betwist dat [bestuurder] ten tijde van het ongeval een geldig buitenlands rijbewijs bezat.
3.18
De nu volgende overwegingen vormen een zelfstandige grondslag voor afwijzing van de vordering van NA&A.
3.19
De vordering van NA&A is gebaseerd op haar standpunt dat zij verhaal kan nemen op [verzekeringnemer]. NA&A draagt daarom de stelplicht en bewijslast van de feiten waarop haar standpunt steunt dat de aansprakelijkheid niet door verzekering is gedekt. Daartoe behoren (in de redenering van NA&A over de uitleg van de art. 7.4.8 van de verzekeringsvoorwaarden) feiten waaruit kan worden afgeleid dat [bestuurder] ten tijde van de aanrijding niet kon worden aangemerkt als ingezetene van Aruba. Weliswaar liggen die feiten in het domein van [bestuurder] (en wellicht ook in zekere mate in dat van [verzekeringnemer]), maar dat leidt niet tot een andere bewijslastverdeling. [verzekeringnemer] heeft NA&A voldoende aanknopingspunten voor bewijslevering verschaft, onder meer door een afschrift van het bewijs van de aanvraag van verdragsbescherming van [bestuurder] toe te zenden aan de advocaat van NA&A.
3.2
Het Hof verenigt zich met het oordeel van het Gerecht dat [bestuurder] ten tijde van de aanrijding niet kon worden beschouwd als ingezetene van Aruba en met de gronden waarop dat oordeel berust, met dien verstande dat het rekening ermee houdt dat haar aanvraag van verdragsbescherming dateert van 10 september 2018. Het Hof voegt daar het volgende aan toe. Uit hetgeen hiervoor onder 3.1.2 is vastgesteld kan worden afgeleid dat [bestuurder] ten tijde van de aanrijding een bijzondere verblijfsstatus in Aruba trachtte te verkrijgen. Uit die omstandigheid kan echter slechts worden afgeleid dat zij een band van persoonlijke aard en van enige duur met Aruba trachtte op te bouwen, maar niet dat zij al een duurzame band van persoonlijke aard met Aruba had opgebouwd. Bij dit oordeel speelt een rol dat het onzeker was of het haar zou lukken om de aangevraagde bijzondere verblijfsstatus in Aruba te verkrijgen. Ook is niet duidelijk in hoeverre de aangevraagde bijzondere verblijfsstatus recht geeft op langdurig verblijf en zo ja, of [bestuurder] van dat recht gebruik wil maken.
3.21
De vordering van NA&A stuit ook af op het volgende. [verzekeringnemer] heeft het volgende aangevoerd. Een bijzondere vergunning tot tijdelijk verblijf geeft geen recht op inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van Aruba. Zonder die inschrijving kan het Arubaanse rijbewijs niet worden aangevraagd. Bij omzetting van een buitenlands rijbewijs in een Arubaans rijbewijs moet een echtheidsverklaring worden overgelegd. In de praktijk kost het veel tijd om die echtheidsverklaring te verkrijgen, aldus nog steeds [verzekeringnemer]. Met dit betoog heeft [verzekeringnemer] voldoende aangevoerd om aan te nemen dat het moeilijk, zo niet onmogelijk zal zijn om het Arubaanse rijbewijs meteen te verkrijgen zodra men de eerste bijzondere vergunning tot tijdelijk verblijf heeft verkregen (of nog eerder). Daar gaat enige tijd overheen. Aangenomen moet worden dat het voor iemand in die situatie is toegestaan om in de tussentijd in Aruba een auto te besturen op basis van het buitenlandse rijbewijs, zeker indien dit is uitgegeven door een Staat die partij is bij het Verdrag inzake het wegverkeer (Trb. 1974 no. 35, zoals gerectificeerd en gewijzigd). Bij de handhaving van de Landsverordening wegverkeer lijkt de overheid in Aruba daar ook van uit te gaan. Het is dan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat verzekeraars zich beroepen op een polisvoorwaarde die zou meebrengen dat de aansprakelijkheid voor de auto in die periode niet door verzekering kan worden gedekt.
3.22
Het hoger beroep faalt. Het bestreden vonnis zal worden bevestigd. NA&A zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. De proceskostenveroordeling zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. Weliswaar heeft NA&A bij memorie van grieven geconcludeerd dat deze proceskostenveroordeling niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard dient te worden, maar daarvoor heeft zij geen argumenten aangevoerd.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt NA&A in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van [verzekeringnemer] gevallen en tot op heden begroot op nihil aan verschotten en Afl. 125,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, C.G. ter Veer en E.W.A. Vonk, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 27 augustus 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.