In deze zaak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waarin Ferliberty B.V. werd toegewezen in haar vordering tot betaling van een hoofdsom van NAf 78.079,60, vermeerderd met rente en kosten. Het Gerecht had de vordering van [appellant] tegen Venture afgewezen. Het Hof oordeelt dat het hoger beroep tegen Ferliberty tevergeefs is ingesteld en bevestigt het vonnis in zoverre. In de zaak tegen Venture wordt [appellant] niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij het hoger beroep tegen Venture heeft ingetrokken. Het Hof behandelt de procedure en de grieven van [appellant], die stelt dat de vordering niet is verjaard en dat er sprake is van gebreken die niet zijn verholpen. Het Hof oordeelt dat de vordering tot ontbinding van de overeenkomst met Venture niet kan worden tegengeworpen aan Ferliberty, omdat [appellant] niet heeft aangetoond dat hij een dergelijke vordering tegen Venture heeft ingesteld. Het beroep op verrekening van schade met de vordering van Ferliberty wordt eveneens afgewezen, omdat de tegenvordering van [appellant] niet meer bestaat na de intrekking van het hoger beroep tegen Venture. Het Hof bevestigt het vonnis van het Gerecht en veroordeelt [appellant] in de proceskosten.