ECLI:NL:OGHACMB:2025:206

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
12 augustus 2025
Publicatiedatum
14 augustus 2025
Zaaknummer
AUA2023H00153
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verzoek conservatoir beslag in civiele zaak

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de afwijzing van een verzoek om conservatoir beslag te mogen leggen. De appellant, een huurder, heeft een vordering ingesteld op basis van ongerechtvaardigde verrijking, omdat hij stelt dat er verbeteringen in het gehuurde horeca-pand zijn achtergelaten na ontbinding van de huurovereenkomst. Het Gerecht in eerste aanleg heeft op 2 augustus 2023 het verzoek om beslagverlof geweigerd, omdat de deugdelijkheid van het ingeroepen recht niet of onvoldoende was gebleken. De appellant is in hoger beroep gegaan en heeft één grief aangevoerd, met het verzoek om de beschikking te vernietigen en het beslagverlof alsnog toe te wijzen. Golden Strip, de verweerster, heeft de grief bestreden en verzocht om de appellant niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep.

Het Hof heeft de procedure beoordeeld en vastgesteld dat de wijze waarop de appellant hoger beroep heeft ingesteld ongewenste gevolgen heeft gehad. Het Hof heeft echter besloten dat het gedingstuk dat als akte van hoger beroep was ingediend, kan worden aangemerkt als een beroepschrift. Het Hof heeft de belangenafweging gemaakt en geconcludeerd dat de appellant niet in zijn verzoek kan worden ontvangen, omdat de belangenafweging in dit geval niet in zijn voordeel uitvalt. Het Hof bevestigt de beslissing van het Gerecht en wijst de kosten van het hoger beroep toe aan de appellant.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2025
Zaaknummers: AUA202302734 – AUA2023H00153
Uitspraak: 12 augustus 2025
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
B E S C H I K K I N G
in de zaak van:
[APPELLANT],
wonende in Aruba,
in eerste aanleg verzoeker, thans appellant,
gemachtigde: mr. R.A. Wix,
tegen
de naamloze vennootschap
GOLDEN STRIP DEVELOPMENT N.V.,
gevestigd in Aruba,
in eerste aanleg verweerster, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. P.R.C. Brown.
Partijen worden hierna [appellant] en Golden Strip genoemd.

1.De zaak in het kort

Deze zaak betreft een hoger beroep tegen een afwijzing van een verzoek om conservatoir beslag te mogen leggen.
Aan de vordering waarop het verzoek ziet is ongerechtvaardigde verrijking ten grondslag gelegd wegens volgens huurder na ontbinding achtergelaten verbeteringen in het gehuurde horeca-pand.
Het Gerecht heeft het gevraagde verlof geweigerd. In dit hoger beroep bevestigt het Hof die beslissing.

2.Het verloop van de procedure

2.1
Bij op 29 augustus 2023 ingekomen gedingstuk, getiteld akte van hoger beroep, is [appellant] in hoger beroep gekomen van de tussen partijen gegeven en op 2 augustus 2023 uitgesproken beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht).
2.2
Bij op 19 september 2023 ingekomen gedingstuk, getiteld memorie van grieven, heeft [appellant] één grief tegen de beschikking aangevoerd en toegelicht. Zijn conclusie strekt ertoe dat het Hof de beschikking zal vernietigen en zijn verzoek alsnog zal toewijzen, met veroordeling van Golden Strip in de proceskosten in beide instanties.
2.3
Bij op 24 november 2023 ingekomen verweerschrift in hoger beroep heeft Golden Strip de grief bestreden. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof [appellant] niet-ontvankelijk zal verklaren in het hoger beroep, althans de bestreden beschikking zal bevestigen, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten in beide instanties.
2.4
Op 19 november 2024 heeft de gemachtigde van Golden Strip een pleitnota ingediend.
2.5
Beschikking is nader bepaald op vandaag.

3.De beoordeling

3.1
In dit geding heeft [appellant] op 1 augustus 2023 een beslagrekest ingediend. Aan de vordering waarop het beslagverzoek ziet, heeft [appellant] ongerechtvaardigde verrijking ten grondslag gelegd wegens volgens hem na ontbinding achtergelaten verbeteringen in het door hem gehuurde horeca-pand.
3.2
Bij beschikking van 2 augustus 2023 heeft het Gerecht het gevraagde beslagverlof geweigerd. Het Gerecht was voorlopig van oordeel dat na summier onderzoek de deugdelijkheid van het ingeroepen recht niet of onvoldoende was gebleken. Het Gerecht plaatste vraagtekens bij de gestelde verarming en schade van [appellant].
3.3
Zoals Golden Strip op zichzelf met juistheid heeft aangevoerd, is dit een procedure die met een beschikking eindigt, en dient hoger beroep dus niet ingesteld te worden bij verklaring (akte) als bedoeld in art. 270 lid 1 Rv, maar bij beroepschrift als bedoeld in art. 429o lid 1 Rv.
3.4
Zoals in de voorlaatste volzin van art. 429o lid 1 Rv is vermeld, is de appellant bevoegd de middelen voor te dragen waarop het hoger beroep is gegrond. De appellant is daartoe niet verplicht. Deze regel gaat voor op de verwijzing naar art. 429d Rv in de laatste volzin van art. 429o lid 1 Rv. Dit blijkt uit het gebruik van het woord “overigens” in die volzin. Het ontbreken van gronden in het gedingstuk getiteld akte van appel leidt daarom niet tot niet-ontvankelijkheid van [appellant] in dit hoger beroep. Het Hof zal, overeenkomstig vaste rechtspraak, het gedingstuk getiteld akte van appel aanmerken als een beroepschrift en ook acht slaan op hetgeen [appellant] heeft aangevoerd in het gedingstuk getiteld memorie van grieven.
3.5
Niettemin heeft de wijze waarop [appellant] in dit geval hoger beroep heeft ingesteld, ongewenste gevolgen gehad. Het Hof voert sinds geruime tijd het beleid dat een hoger beroep tegen een afwijzing van een beslagverzoek met spoed wordt behandeld. Van geval tot geval beoordeelt het Hof of gedaagde/geïntimeerde in kennis wordt gesteld van het hoger beroep (vuistregel: dat gebeurt alleen als blijkt dat gedaagde/geïntimeerde reeds kennis ervan draagt dat eiser/appellant een beslagrekest heeft ingediend) en of en zo ja hoe een mondelinge behandeling wordt gelast (als het een Arubaanse zaak is: vaak via videobellen met het kantoor van de advocaat van de appellant). Het verdient daarom aanbeveling dat een advocaat die hoger beroep instelt tegen een afwijzing van een beslagverzoek, dit aan de griffie van het Hof laat weten in een e-mail aan griffiehofciviel@caribjustitia.org en daarbij aandringt op behandeling met spoed. Ook de griffies van de Gerechten en het Hof moeten hierop bedacht zijn, maar een procespartij (en al zeker een advocaat) kan niet verwachten dat de griffiemedewerkers naar aanleiding van de indiening van een gedingstuk getiteld akte van hoger beroep ambtshalve opmerken dat het een hoger beroep betreft tegen de afwijzing van een beslagverzoek en dat de zaak dus met spoed onder de aandacht van de griffie van het Hof moet worden gebracht.
3.6
Ambtshalve is het Hof bekend met de volgende procedures tussen partijen:
a. Bij beschikking van 26 september 2022 heeft de Huurcommissie Golden Strip niet-ontvankelijk verklaard in een verzoek van Golden Strip om toestemming voor huuropzegging (voor zover vereist). Bij beschikking van 4 april 2023, AUA202204111, ECLI:NL:OGEAA:2023:75, heeft het Gerecht het beroep van [appellant] hiertegen ongegrond verklaard. Bij beschikking van 9 april 2024, AUA2023H00074, ECLI:NL:OGHACMB:2024:44, heeft het Hof de beschikking van het Gerecht bevestigd. Bij beschikking van 18 juli 2025, ECLI:NL:HR:2025:1170, heeft de Hoge Raad het hiertegen ingestelde principale cassatieberoep en incidentele cassatieberoep verworpen.
b. Op 8 augustus 2023 is [appellant] een zaak tegen onder meer Golden Strip begonnen. Het Gerecht heeft bij vonnis 8 februari 2024, AUA202202537, ECLI:NL:OGEAA:2024:31, de vorderingen van [appellant] afgewezen en de vorderingen in reconventie van Golden Strip gedeeltelijk toegewezen. [appellant] is hiertegen in hoger beroep gekomen (zaaknummer AUA2024H00047). Op 7 maart 2024 heeft hij een schorsingsvordering ingediend (zaaknummer AUA2024H00057) en op 3 april 2024 heeft hij die ingetrokken. Nadat memories in het hoger beroep zijn gewisseld en de zaak herhaaldelijk op de rolzitting van het Hof heeft gestaan voor schriftelijk pleidooi, is de zaak op 10 juni 2025 doorgehaald. De vordering uit ongerechtvaardigde verrijking waarvoor [appellant] in dit geding beslagverlof verzoekt, is niet ingesteld in zaak AUA202202537 - AUA2024H00047. Het geschil in die zaak heeft voornamelijk betrekking op de huur van andere ruimte
(de [A]-ruimte in plaats van de [B]-ruimte).
3.7
Het Hof verenigt zich in zoverre met het oordeel van het Gerecht dat de vordering vragen oproept met betrekking tot de verarming en de schade van [appellant]. Aannemelijk is dat die verarming en schade substantieel minder zijn dan hetgeen [appellant] als maximumbedrag van de vordering heeft opgegeven in zijn beslagrekest.
3.8
Bij de beoordeling van een beslagverzoek moet niet alleen de deugdelijkheid van de vordering summierlijk worden onderzocht, maar moet in het kader van de proportionaliteit en de subsidiariteit ook een summiere afweging van de wederzijdse belangen worden betrokken (zie art. 66a Procesreglement 2023 en Beslagsyllabus 2025, p. 9). Mede gelet op het grote tijdsverloop sinds augustus 2023 en hetgeen blijkens het voorgaande sindsdien tussen partijen moet zijn voorgevallen, acht het Hof voorshands onvoldoende aannemelijk dat deze belangenafweging in het voordeel van [appellant] dient uit te vallen.
3.9
Op grond van voorgaande overwegingen verenigt het Hof zich met de beslissing van het Gerecht. Opmerking verdient dat als [appellant] de vordering als bedoeld in het beslagrekest thans nog wil indienen in een hoofdzaak bij het Gerecht, hij desgewenst een nieuw beslagrekest kan indienen op basis van de op dat moment bestaande situatie. In dat geval dient de advocaat van [appellant] bij het nieuwe beslagrekest een afschrift van deze beschikking van het Hof over te leggen (zie Beslagsyllabus 2025, p. 7 onder 2). De onderhavige beslissing van het Hof staat op zichzelf niet in de weg aan toewijzing van een nieuw beslagrekest. Over de dan bestaande situatie en de op dat moment bestaande wederzijdse belangen zegt deze beschikking van het Hof niets.
3.1
Het hoger beroep slaagt niet. De beschikking waarvan beroep dient te worden bevestigd. [appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
bevestigt de beschikking waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van Golden Strip gevallen en tot op heden begroot op Afl. 197,00 aan verschotten en Afl. 2.500,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.C.C. Lewin, W.P.M. ter Berg en M.A. Loth, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, ondertekend door de rolrechter en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 12 augustus 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.