EIGEN VERMOGEN
Artikel 1.
1. Er zal tussen partijen geen enkele gemeenschap van goederen bestaan.
2. Indien een der partijen een goed verkrijgt tegen een contraprestatie welke geheel of ten dele uit het vermogen van de ander werd voldaan, heeft deze laatste een recht op vergoeding ten bedrage van hetgeen aan zijn vermogen werd onttrokken, te berekenen naar de waarde ten tijde van de onttrekking. Het bedrag van de vergoeding is onmiddellijk opeisbaar.
Artikel 2.
(…)
GEMEENSCHAPPELIJK VERMOGEN
Artikel 3.
1. Partijen verlenen elkaar over en weer volmacht voor het verrichten van rechtshandelingen welke strekken ten behoeve van de gewone gang van de huishouding.
2. Iedere partij verplicht zich bij het verrichten van rechtshandelingen ten behoeve van de gewone gang van de huishouding van deze volmacht zodanig gebruik te maken dat de rechtshandeling kan worden toegerekend aan beide partijen en ieder van hen hoofdelijk is verbonden.
Beiden zijn voor het geheel aansprakelijk voor en gerechtigd tot de nakoming van de uit deze rechtshandelingen voortvloeiende verbintenissen.
3. (…)
Artikel 4.
(…)
GEMEENSCHAPPELIJKE REKENING EN/OF KAS
Artikel 5.
1. Uitgaven ten behoeve van de gewone gang van de huishouding worden gedaan ten laste van een gemeenschappelijke bank- of girorekening en/of een gemeenschappelijke kas.
2. (…)
VERGOEDINGEN
Artikel 6.
1. In geval ter zake van de verkrijging van goederen welke strekken ten behoeve van de gewone gang van de huishouding en welke door toepassing van artikel 3 gemeen zijn aan de contraprestatie geheel of gedeeltelijk uit privé-vermogen afkomstig is, heeft de betrokken partij een recht op vergoeding ten bedrage van hetgeen aan zijn vermogen werd onttrokken, ten laste van de gemeenschappelijke rekening en/of kas, te berekenen naar de waarde ten tijde van de onttrekking. Het bedrag van de vergoeding is onmiddellijk opeisbaar.
2. In geval ter zake van de verkrijging van goederen welke tot het privé-vermogen van een partij gerekend moeten worden de contraprestatie geheel of gedeeltelijk ten laste is gekomen van de gemeenschappelijke rekening en/of kas, is de verkrijger gehouden aan de gemeenschappelijke rekening en/of kas te vergoeden de waarde van hetgeen daaraan werd onttrokken, alsmede de waarde van het voordeel dat met behulp van de onttrekking werd verworven. Het bedrag van de vergoeding is onmiddellijk opeisbaar.
BESTUUR OVER GEMEENSCHAPPELIJKE GOEDEREN
Artikel 7.
(…)
BEËINDIGING VAN DE SAMENLEVING
Artikel 13.
(…)
Artikel 14.
In geval de samenleving anders dan door het overlijden van een der partijen eindigt, heeft iedere partij het recht nog gedurende zes maanden te wonen in het laatstelijk door beide partijen bewoonde pand zonder deswege tot enige vergoeding verplicht te zijn. Deze termijn begint in geval van een huurwoning te lopen op de dag waarop de beslissing als in artikel 13 lid 5 bedoeld is genomen, in geval de woning aan een van beiden in privé toebehoort op de dag van de beëindiging van de samenleving en in geval de woning aan partijen in mede-eigendom toebehoort op de dag waarop de scheiding en deling tot stand komt.
Artikel 15.
(…)
OVERLIJDEN
Artikel 16.
1. In geval een der partijen komt te overlijden verblijven alle gemeenschappelijke goederen, met uitzondering van die welke door erfopvolging of schenking zijn verkregen, aan de langstlevende van hen zonder dat deze deswege tot enige vergoeding is gehouden. Dit beding wordt gemaakt ter voldoening aan een dringende verplichting (over en weer) van moraal en fatsoen.
2. Partijen verlenen elkaar over en weer een recht van overneming ten aanzien van de door hen tijde van het overlijden gezamenlijk bewoonde woning, voor het geval deze op het moment van overlijden tot het privé-vermogen van een der partijen behoort. Het recht vervalt indien het niet is uitgeoefend binnen zes maanden na het overlijden; gedurende die periode bestaat een woonrecht als bedoeld in artikel 14.
Wordt van het recht gebruik gemaakt dan wordt de overnemingsprijs vastgesteld met toepassing van het bepaalde in de artikelen 1103 en 1104 van het Burgerlijk Wetboek van de Nederlandse Antillen. Het recht van overneming geldt niet indien de samenleving voor het overlijden reeds was verbroken.
DUUR VAN DE OVEREENKOMST
Artikel 17.
1. Het in de vorige artikelen bepaalde geldt gedurende de periode dat de samenleving duurt, behoudens uiteraard de gelding van de bepalingen welke naar hun aard zijn bestemd te werken na de beëindiging van de samenleving.
2. Voor de toepassing van de vorige artikelen geldt de samenleving te zijn aangevangen op de datum van de ondertekening van deze akte.
Voorts verklaarden partijen:
1) (…)