ECLI:NL:OGHACMB:2025:233

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
16 september 2025
Publicatiedatum
18 september 2025
Zaaknummer
AUA2025H00214
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing tenuitvoerlegging en procedurele tekortkomingen in hoger beroep

In deze zaak heeft de naamloze vennootschap Massimo Consultant and Financial Services N.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, uitgesproken op 15 juli 2025. Massimo verzocht om schorsing van de tenuitvoerlegging van dit vonnis, waarin zij niet-ontvankelijk was verklaard in een deel van haar vorderingen en veroordeeld was in de proceskosten. De vordering tot schorsing werd ingediend op 18 augustus 2025, met als doel dat de andere partijen, waaronder New India Assurance Representative N.V. en Fatum General Insurance Aruba N.V., geen verdere executiemaatregelen zouden treffen.

De procedure kende verschillende verweerschriften van de betrokken partijen, die op verschillende data zijn ingediend. Het Hof heeft de vordering tot schorsing beoordeeld aan de hand van de maatstaven zoals vastgesteld in eerdere jurisprudentie. Het Hof concludeerde dat de belangenafweging in het nadeel van Massimo uitviel, omdat zij niet voldoende had onderbouwd dat voldoening aan de proceskostenveroordelingen zou leiden tot financiële uitputting of reputatieschade. Het Hof wees de vordering tot schorsing af en veroordeelde Massimo in de kosten van de schorsingsprocedure, met uitvoerbaarheid bij voorraad.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor partijen om hun stellingen goed te onderbouwen en de rol van de rechter in het waarborgen van een eerlijke procedure. Het Hof heeft zich niet uitgesproken over de procedurele tekortkomingen die Massimo aanvoerde, aangezien deze buiten het kader van de schorsingsprocedure vielen. De uitspraak is gedaan door een collegiaal Hof, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 16 september 2025.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2025
Zaaknummers: AUA202303534 – AUA2025H00214
Uitspraak: 16 september 2025
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
op de vordering tot schorsing op de voet van art. 272 Rv van:
de naamloze vennootschap
MASSIMO CONSULTANT AND FINANCIAL SERVICES N.V.,
gevestigd in Aruba,
in eerste aanleg eiseres, thans appellante,
eiseres tot schorsing,
gemachtigde: [gemachtigde],
tegen
1. de naamloze vennootschap
NEW INDIA ASSURANCE REPRESENTATIVE N.V.,
gevestigd in Aruba,
gemachtigde: mr. A.F. Kuster,
2. de naamloze vennootschap
FATUM GENERAL INSURANCE ARUBA N.V.,
gevestigd in Aruba,
gemachtigde: mr. M.R. Hammoud,
3. de naamloze vennootschap
NAGICO ARUBA N.V.,
gevestigd in Aruba,
gemachtigde: mr. A.F. Kuster,
4. de naamloze vennootschap
NETHERLANDS ANTILLES & ARUBA ASSURANCE COMPANY (NA&A) N.V.,
gevestigd in Aruba,
gemachtigde: mr. D.C.A. Crouch,
5. de naamloze vennootschap
BOOGAARD ASSURANTIËN N.V.,
gevestigd in Aruba,
gemachtigde: mr. D.C.A. Crouch,
6. de naamloze vennootschap
CG UNITED INSURANCE (ARUBA) N.V.,
gevestigd in Aruba,
gemachtigde: mr. A.F. Kuster,
7. de naamloze vennootschap
ENNIA CARIBE HOLDING (ARUBA) N.V.,
gevestigd in Aruba,
gemachtigden: mrs. M.A. Kock en K.K. Arends,
in eerste aanleg gedaagden, thans geïntimeerden,
verweersters tegen de vordering tot schorsing.
Partijen worden hierna Massimo, New India, Fatum, Nagico, Citizens, Boogaard, CG en Ennia genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Op 18 augustus 2025 is Massimo in hoger beroep gekomen van het tussen partijen gewezen en op 15 juli 2025 uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba.
1.2
Bij op 18 augustus 2025 ingekomen afzonderlijk verzoekschrift, met producties, heeft Massimo gevorderd, verkort weergegeven, dat het Hof de tenuitvoerlegging van het vonnis zal schorsen, zal bepalen dat New India c.s. geen verdere executiemaatregelen zullen treffen en de proceskosten van de schorsingsprocedure zal compenseren.
1.3
De volgende verweerschriften zijn ingekomen:
- verweerschrift van Fatum van 22 augustus 2025;
- verweerschrift van New India, Nagico en CG van 25 augustus 2025;
- verweerschrift van Boogaard van 26 augustus 2025;
- verweerschrift van Ennia van 26 augustus 2025;
- verweerschrift van Citizens van 26 augustus 2025.
1.4
Op 1 september 2025 zijn gedingstukken van Massimo ingekomen, getiteld ‘verweerschrift’, telkens gericht tegen een van de verweerschriften als hiervoor onder 1.3 bedoeld, met producties.
1.5
Op 2 september 2025 zijn akten ingekomen van New India, Nagico en AFL (die drie gezamenlijk), Boogaard en Ennia (die twee ieder afzonderlijk).
1.6
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

2.1
Voor zover de gedingstukken verder gaan dan waartoe de griffie bij e-mail van 19 augustus 2025, overeenkomstig art. 112 lid 1 van het Procesreglement 2023, de gelegenheid aan partijen heeft geboden, laat het Hof ze buiten beschouwing.
2.2
Het Gerecht heeft in twee uitspraken beslist dat [gemachtigde] (hierna: [gemachtigde]) niet beroepsmatig als gemachtigde mag optreden. Het Hof heeft zich hierover (nog) niet uitgesproken. Deze schorsingsprocedure is daarvoor niet geschikt. In deze schorsingsprocedure zal [gemachtigde] worden toegelaten, zodat er geen reden is Massimo niet-ontvankelijk te verklaren wegens het procederen met een onbevoegde gemachtigde.
2.3
Bij de beoordeling van de vordering tot schorsing, al dan niet onder voorwaarden, gelden de maatstaven als vermeld in HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026 (Strandhotel). Dat houdt onder meer het volgende in:
Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar dient te zijn en zonder de voorwaarde van zekerheidstelling ten uitvoer kan worden gelegd. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, of diens belang bij zekerheidstelling, ook gegeven dit uitgangspunt, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling in de ten uitvoer te leggen uitspraak heeft verkregen, bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan of bij deze uitvoerbaarheid zonder dat daaraan de voorwaarde van zekerheidstelling wordt verbonden.
2.4
In deze zaak heeft het Gerecht Massimo niet-ontvankelijk verklaard in een deel van haar vorderingen, de overige vorderingen afgewezen, en Massimo, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeeld in de proceskosten.
2.5
Het bestreden vonnis bevat geen kennelijke misslagen. De bezwaren van Massimo tegen het bestreden vonnis kunnen voor het overige in het hoger beroep aan de orde komen. Daarop loopt het Hof thans niet vooruit. Dat geldt voor de betogen van Massimo dat er bij de behandeling van de zaak in eerste aanleg ernstige procedurele tekortkomingen zijn geweest, fundamentele rechten zijn geschonden, verzoeken onbeantwoord zijn gebleven en structurele en systematische benadeling heeft plaatsgevonden.
2.6
Ook de vraag of er fouten zijn gemaakt bij de toedeling van de zaak in eerste aanleg aan de rechter die het vonnis heeft gewezen, en bij de verwerking en behandeling van een wrakingsverzoek, valt buiten het kader van de beoordeling van een schorsingsverzoek op de voet van art. 272 Rv.
2.7
Het belang van geïntimeerden bij de uitvoerbaarverklaring bij voorraad is in beginsel gegeven, aangezien de proceskostenveroordelingen strekken tot betaling van een geldsom (vgl. HR 20 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:688). Daartegenover staat het belang van Massimo om (voorlopig) niet aan de proceskostenveroordelingen te hoeven voldoen.
2.8
Massimo heeft zijn stelling dat voldoening aan de proceskostenveroordelingen zal leiden tot onmiddellijke financiële uitputting van Massimo met gevolgen voor haar operationele continuïteit niet feitelijk onderbouwd, zodat het Hof niet daarvan kan uitgaan. Massimo heeft aangevoerd dat tenuitvoerlegging van de proceskostenveroordelingen ook tot reputatieschade zal leiden, maar dat valt zonder toelichting, die ontbreekt, niet in te zien.
2.9
De belangenafweging valt daarom in het nadeel van Massimo uit.
2.1
De vordering zal worden afgewezen. Massimo zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze schorsingsprocedure. Ook deze proceskostenveroordelingen zullen uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard, met toewijzing van wettelijke rente, voor zover gevorderd. Er is onvoldoende reden om dat niet te doen. Een kostenveroordeling levert ook voor de nakosten een executoriale titel op, zonder dat het nodig is dat dit in het dictum staat (HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853). Nu er wat de schorsingsprocedure betreft geen relevante verschillen bestaan tussen de geïntimeerden, zal het Hof de proceskosten begroten op Afl. 2.000 per gemachtigde, ongeacht het aantal geïntimeerden dat de gemachtigde vertegenwoordigt (waarbij de twee gemachtigden van Ennia samen tellen voor één).
B E S L I S S I N G
Het Hof:
wijst de vorderingen van Massimo af;
veroordeelt Massimo in de kosten van deze schorsingsprocedure:
a. aan de zijde van New India, Nagico en CG gevallen en tot op heden begroot op Afl. 2.000,- aan salaris voor de gemachtigde te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na heden tot aan de dag van betaling;
b. aan de zijde van Fatum gevallen en tot op heden begroot op Afl. 2.000,- aan salaris voor de gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na heden tot aan de dag van betaling;
c. aan de zijde van Citizens en Boogaard gevallen en tot op heden begroot op Afl. 2.000,- aan salaris voor de gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na heden tot aan de dag van betaling;
d. aan de zijde van Ennia gevallen en tot op heden begroot op Afl. 2.000,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart de procesveroordelingen met rente uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, C.J.H.G. Bronzwaer en E.W.A. Vonk, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 16 september 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.