ECLI:NL:OGHACMB:2025:310

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
16 december 2025
Publicatiedatum
18 december 2025
Zaaknummer
CUR2022H00197
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betwistingsprocedure over eigendom van in beslag genomen olie tussen Huntington Ingalls Incorporated en Refineria Isla Curaçao B.V.

In deze zaak heeft Huntington Ingalls Incorporated, een rechtspersoon naar buitenlands recht, beslag gelegd op olie die volgens hen eigendom is van de staat Venezuela. De olie zou opgeslagen zijn bij Refineria Isla Curaçao B.V., die als derde-beslagene verklaarde dat er geen olie van Venezuela bij hen was opgeslagen. Huntington startte een betwistingsprocedure, maar het Gerecht wees hun vorderingen af. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie bevestigde deze afwijzing in zijn uitspraak van 16 december 2025. Het Hof oordeelde dat Huntington de bewijslast draagt voor de eigendom van de olie en dat de stellingen van Huntington onvoldoende bewijs boden om aan te nemen dat de olie eigendom was van Venezuela. Het Hof concludeerde dat de olie, hoewel afkomstig uit Venezuela, niet bewezen was dat deze op het moment van beslaglegging eigendom was van de staat. De subsidiaire stelling van Huntington, dat de olie eigendom was van PDVSA of PPSA en dat deze vereenzelvigd moesten worden met Venezuela, werd eveneens verworpen. Het Hof oordeelde dat de juridische zelfstandigheid van PDVSA niet misbruikt werd en dat er geen voldoende bewijs was voor de vereenzelviging van de entiteiten. Het hoger beroep van Huntington werd afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2025
Registratienummers: CUR201903178 – CUR2022H00197
Uitspraak: 16 december 2025
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
HUNTINGTON INGALLS INCORPORATED,
gevestigd te Newport News, Virginia, Verenigde Staten van Amerika,
in eerste aanleg eiseres, thans appellante,
gemachtigden: mrs. A. Bach Kolling, A.C.A. Gonzales, B.A. Boersma en M. Boer,
tegen
de besloten vennootschap
REFINERIA ISLA CURAÇAO B.V.,
gevestigd in Curaçao,
in eerste aanleg gedaagde, thans geïntimeerde,
gemachtigden: mrs. C.A. Peterson, M. Deckers en A. Rosielle.
Partijen worden hierna Huntington en Isla genoemd.

1.De zaak in het kort

Huntington heeft ten laste van haar schuldenaar de staat Venezuela derdenbeslag gelegd onder Isla. Volgens Huntington waren bij Isla vaten olie van Venezuela opgeslagen. Isla heeft als derde-beslagene verklaard dat Venezuela geen olie bij haar heeft opgeslagen.
Huntington is deze betwistingsprocedure begonnen. Het Gerecht heeft de vorderingen van Huntington afgewezen. Het Hof bevestigt het vonnis van het Gerecht.

2.Het verdere verloop van de procedure

2.1
Bij vonnis van 30 juli 2024, ECLI:NL:OGHACMB:2024:139 (hierna: het tussenvonnis) heeft het Hof de zaak naar de rol verwezen voor gelijktijdige akten aan beide zijden.
2.2
Op 17 september 2024 hebben beide partijen zich bij akte uitgelaten. Aan de akte van Huntington zijn producties gehecht.
2.3
Op 7 oktober 2025 hebben partijen de zaak bepleit. Van beide zijden is gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, waarvan exemplaren zijn overgelegd. Aan de zijde van Huntington zijn een tweede productie 29 en de producties 30 en 31 in het geding gebracht en aan de zijde van Isla productie 15. De producties waren vooraf toegezonden.
2.4
Vonnis is nader bepaald op vandaag.

3.De verdere beoordeling

Feiten
3.1.1
Het Hof gaat uit van de feiten als vermeld in het tussenvonnis onder 2.1-2.5.
Vorderingen
3.2
In dit geding betwist Huntington de door Isla afgelegde verklaringen derdenbeslag, en vordert zij onder meer een bevel tot afgifte van een schriftelijke gerechtelijke verklaring, inhoudende dat de volgens Huntington beslagen olie eigendom is van Venezuela en door Isla op haar raffinaderij of op haar terminal wordt opgeslagen, hetzij rechtstreeks, hetzij middels haar agent PDVSA, dan wel dat PDVSA eigenaar is van de olie en met Venezuela kan worden vereenzelvigd.
Beslissingen van het Gerecht
3.3
Bij het bestreden vonnis heeft het Gerecht de vorderingen van Huntington afgewezen.
Beoordeling door het Hof
Bewijslastverdeling
3.4
De bewijslast van de stelling dat de in beslag genomen olie aan Venezuela toebehoort, rust op Huntington. Isla is gehouden haar andersluidende verklaring zoveel mogelijk te staven met gegevens en bescheiden (vergelijk: HR 13 februari 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG5256).
Primair: Venezuela als eigenaar
3.5
Primair heeft Huntington gesteld dat de beslagen olie eigendom is van Venezuela. Deze stelling heeft zij als volgt gespecificeerd, verkort weergegeven. De olie is bestemd om door PDVSA en/of PDVSA Petroleo S.A., een dochtervennootschap van PDVSA (hierna: PPSA) als agent van Venezuela te worden geleverd aan Chinese kopers. Overeengekomen is dat Venezuela wordt vooruitbetaald voor de verkoop van olie aan China. De overeenkomsten zijn door of namens Venezuela gesloten met de Volksrepubliek China en verschillende andere Chinese partijen, waaronder China National United Oil Corporation (hierna: China Oil), een dochtervennootschap van China National Petroleum Corporation (hierna: China Petroleum). De vooruitbetaling vindt plaats doordat Venezuela bedragen in rekening-courant kan opnemen bij China Development Bank Corporation (hierna: China Development Bank). In maart 2018 was Venezuela circa 19,3 miljard Amerikaanse dollar aan de Chinese wederpartijen verschuldigd. Dit wordt betaald in olie en verrekend in de rekening-courant bij China Development Bank.
3.6
Ter onderbouwing van deze stelling heeft Huntington een beroep gedaan op het volgende, verkort weergegeven.
3.6.1
Een (ongetekende) “four party agreement” uit 2011, met als partijen de Venezolaanse bank Bandes, PDVSA, China Development Bank en China Oil. Hierin staat op p. 3:
WHEREAS
(…)
(C) PDVSA, acting on behalf of [Venezuela] through [PPSA], and [China Oil] will enter into a sales and purchase contract dated on or about the date of this Agreement (…).
en op p. 5:
2. PETROLEUM SALES AND PURCHASE CONTRACT
2.1
Subject to Clause 2.2 below, PDVSA shall from the First Supply Date, through [PPSA], deliver to [China Oil], on behalf of [Venezuela], and [China Oil] shall purchase, Export Goods of 230,000 Barrels of fuel and/or crude oil per day (…).
en op p. 18:
SCHEDULE 1
SIDE LETTER
(…)
We are a 100% subsidiary of [PDVSA]. We have entered into a petroleum sales and purchase contract (…), dated (…), under which we act on behalf of [Venezuela] as seller to sell fuel oil and/or crude oil to [China Oil].
3.6.2
Verdragen tussen Venezuela en China, gepubliceerd in de Official Gazette van Venezuela van 16 september 2010, 22 mei 2012, 21 november 2013 en 10 oktober 2014. In de aflevering van 22 mei 2012 staat een nieuw artikel 5 dat in de door Huntington overgelegde Engelse vertaling als volgt begint:
ARTICLE 5: [Venezuela] undertakes to through [PDVSA] sell fuel and/or crude oil in accordance with the oil contract(s) to [China Oil] in quantities not less than 230,000 barrels per day, (…).
3.6.3
Een in 2017 door PDVSA bij de Amerikaanse Securities Exchange Commission ingediend document in het kader van de uitgifte van obligaties. Hierin staat op p. 88:
Trade Related Term Loan Facility
PDVSA supplies crude oil on behalf of [Venezuela] in connection with three trade agreements between [Venezuela] and [China]: (…). Pursuant to these agreements, PDVSA has supplied an aggregate amount of 627 mbpd, 477 mbpd and 485 mbpd during 2015, 2014 and 2013, respectively.
3.6.4
Een vonnis van de rechtbank Den Haag van 18 oktober 2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:11906 (
Crystallex/PDVSA). Hierin staat:
5.35
De beslagen aandelen behoren niet toe aan Venezuela, maar aan PDVSA. PDVSA wijst in dit verband op de stellingen van Crystallex in de dagvaarding, ter onderbouwing van haar primaire standpunt dat het vermogen van PDVSA zodanig met Venezuela is verbonden dat die vermogens moeten worden vereenzelvigd. Nog daargelaten dat het de vraag is of de door PDVSA bepleite vereenzelviging leidt tot de conclusie dat het vermogen van PDVSA eigendom van Venezuela is, vallen de beslagen vermogensbestanddelen – ook als zij in eigendom zouden toebehoren aan Venezuela – buiten de reikwijdte van immuniteit van executie. (…).
3.6.5
Een vonnis van het Gerecht van 18 mei 2018, ECLI:NL:OGEABES:2018:37, (
PDVSA c.s./CPZ c.s.). Hierin staat:
6. (…) Volgens PDVSA, [PPSA] en Isla is de beslagen olie bestemd voor de handel met China. De beslagen olie zal, zodra het beslag wordt opgeheven, worden verscheept naar China.
3.6.6
Beschikking van het Hof van 19 maart 2019 (Huntington/Venezuela), ECLI:NL:OGHACMB:2019:86. Hierin staat:
2.15
Tussen partijen is niet in geschil dat de olie door Venezuela wordt verkocht en geleverd aan diverse Chinese oliemaatschappijen en dat daar een reële economische tegenprestatie tegenover staat. Het betreft in de kern dus de verkoop van olie door de staat Venezuela.
3.6.7
Het vonnis van 23 maart 2020 in het vrijwaringsincident bij het Gerecht in deze zaak. Hierin staat (onder 2.2):
Kort gezegd stelt Isla dat zij voor de bedrijven, de bewuste olie waarop beslag is gelegd, heeft ontvangen en in de door haar geëxploiteerde tanks heeft opgeslagen.
3.7
Isla heeft ter staving van de juistheid van haar verklaring onder meer een beroep gedaan op het volgende.
3.7.1
Bij conclusie van antwoord: de beslagen olie was ten tijde van de beslaglegging eigendom van Isla, uitgezonderd een klein deel dat eigendom was van een derde, niet zijnde Venezuela of PDVSA.
3.7.2
Bij memorie van antwoord: Isla heeft (samengevat) in haar derdenverklaring opgenomen dat zij geen olie onder zich heeft die toebehoort aan Venezuela, maar wel olie toebehorend aan derden.
3.8
Het Hof oordeelt als volgt over het primaire standpunt van Huntington.
3.9
Onbetwist staat vast dat de olie afkomstig is uit Venezuela. Aangenomen moet worden dat de olie (al dan niet ingevolge art. 12 van de Venezolaanse grondwet) eigendom van Venezuela is geweest, in elk geval toen die zich nog in de Venezolaanse bodem bevond en misschien ook zolang de olie zich, na uit de bodem te zijn gewonnen, op het grondgebied van Venezuela bevond.
3.1
Uit de hiervoor onder 3.4 genoemde bewijslastverdeling volgt dat Huntington de bewijslast draagt van de stelling dat de olie op het moment van beslaglegging eigendom van Venezuela was. Hetgeen in 3.9 is overwogen, is onvoldoende om die stelling bewezen te achten. Naar algemene ervaringsregels is het gebruikelijk dat olie door een ander dan de overheid wordt gewonnen en dat de olie daarbij of daarna in eigendom overgaat op een ander dan de overheid, bijvoorbeeld op basis van een concessie. De processuele gehoudenheid van Isla om haar verklaring zoveel mogelijk te staven met gegevens en bescheiden brengt niet mee dat zij ter betwisting van de stelling van Huntington gespecificeerd moet stellen op welke rechtsgrond en op welke datum de olie in eigendom is overgegaan van Venezuela op een ander, en bescheiden moet overleggen om dat te onderbouwen. Uit de enkele omstandigheid dat Isla dat niet heeft gedaan, leidt het Hof dus niet af dat de stelling van Huntington als juist moet worden aanvaard.
3.11
Geen van de door Huntington ingeroepen uitlatingen van Venezuela, PDVSA, PPSA of Isla in deze en andere procedures zijn gerechtelijke erkentenissen in de zin van art. 133 Rv. In dit geding heeft Isla de waarheid van de stelling van Huntington dat de olie van Venezuela is, niet uitdrukkelijk erkend. Ook voor het overige geeft hetgeen Venezuela, PDVSA, PPSA en Isla in andere procedures hebben gesteld en hetgeen rechters daarover in hun uitspraken hebben opgenomen, onvoldoende steun aan deze stelling van Huntington.
3.12
Aannemelijk is dat de olie is bedoeld om te worden geleverd aan Chinese afnemers op basis van (onder meer) een of meer tussen de staten Venezuela en China gesloten verdragen, en dat de levering van deze en andere olie leidt tot een afboeking in een rekening-courant van Venezuela bij China Development Bank.
3.13
Een verbintenis kan door een ander dan de schuldenaar worden nagekomen, tenzij haar inhoud of strekking zich daartegen verzet (vergelijk voor het recht van Curaçao: art. 6:30 lid 1 BW). In dit geval verzet de inhoud en strekking van de verbintenissen van Venezuela aan China en Chinese partijen zich daar niet tegen. Een schuldenaar kan ook jegens zijn schuldeiser worden bevrijd doordat hij zelf betaalt met geld uit het vermogen van een ander. Indien dat is overeengekomen, kan een schuldenaar ook van zijn schuld worden bevrijd door te bewerkstelligen dat goederen van waarde (zoals olie) aan de schuldeiser worden geleverd. Dat kunnen goederen van waarde uit het eigen vermogen van de schuldenaar zijn, maar dat hoeft niet. Gelet op dit alles is hetgeen hiervoor onder 3.12 is overwogen, onvoldoende om aan te nemen dat de beslagen olie eigendom van Venezuela is. Hierbij is van belang dat de formulering in de
four party agreementruimte biedt voor de uitleg dat PDVSA zich verbindt om olie van haarzelf of van PPSA te verkopen en te leveren, en dat zij slechts namens Venezuela optreedt in die zin dat zij die verbintenis aangaat om als derde een verbintenis van Venezuela na te komen of om te bewerkstelligen dat Venezuela een eigen verbintenis nakomt door PDVSA als derde olie te laten leveren. Ook de overige uitlatingen waarop Huntington een beroep doet, kunnen zo worden uitgelegd.
3.14
Gelet op het voorgaande acht het Hof niet bewezen dat de beslagen olie (rechtstreeks) eigendom is van Venezuela. Een voldoende specifiek bewijsaanbod, in het licht van alles wat al is aangevoerd en overgelegd, is niet gedaan. De primaire stelling van Huntington wordt daarom verworpen.
Subsidiair: vereenzelviging
3.15
Subsidiair heeft Huntington gesteld dat de beslagen olie eigendom is van PDVSA of PPSA, en betoogd dat PDVSA en PPSA vereenzelvigd moeten worden met Venezuela. Venezolaans recht is van toepassing op de vraag of PDVSA en PPSA vereenzelvigd moeten worden met Venezuela. Ingevolge dat recht moet die vraag bevestigend worden beantwoord, aldus Huntington.
3.16
Ter onderbouwing van dit betoog heeft Huntington een beroep gedaan op het volgende, verkort weergegeven.
3.16.1
Een beslissing van 29 juli 2019 van de US Court of Appeals for the Third Circuit (
Crystallex). Hierin staat op p. 6:
Venezuela and the Bondholders [dit zijn: PDVSA’s third-party bondholders as amici, toevoeging Hof] do not substantially contest the District Court’s finding that it extensively controlled PDVSA.
en op p. 44:
Under the Foreign Sovereign Immunities Act, there is a strong presumption that a foreign sovereign and its instrumentalities are separate legal entities. But the Supreme Court made clear (…) that in extraordinary circumstances (…) equity requires that we ignore the formal separateness of the two entities. This clears that bar easily. Indeed, if the relationship between Venezuela and PDVSA cannot satisfy the Supreme Court’s extensive control requirement, we know nothing can.
3.16.2
Verklaringen van de deskundige [deskundige 1] in die Amerikaanse zaak Chrystallex. In de tweede verklaring (van 22 november 2017) staat op p. 1-2:
2. In summary, neither the [deskundige 2] Declaration nor the [deskundige 3] Declaration has changed my opinion that [Venezuela] and PDVSA are one and the same as a matter of Venezuelan law. (…) In my opinion, [the [deskundige 2] analysis] misses the point for two reasons:
a. First, whether PDVSA formally enjoys legal personality has no bearing on whether Venezuela and PDVSA operate as separate entities because in practice, PDVSA has no autonomy from the Venezuelan government.
b. Second, Professor [deskundige 2] is wrong to compare PDVSA to typical Venezuelan state-owned enterprises with legal personality because (…) PDVSA has been considered a “unique” state-owned enterprise since its creation, and particularly, after Venezuela further increased its control over PDVSA in 2002.
3. (…) And like Professor [deskundige 2], Mr. [deskundige 3] ignores the practical and legal realities that I discussed in my first report, which show that PDVSA and Venezuela operate, and are viewed by Venezuelan courts as, the same entity in practice.
3.16.3
Verklaringen van de deskundige [deskundige 4] in de Amerikaanse zaak Chrystallex. In de eerste verklaring (van 14 augustus 2017) staat op p. 18-19:
41. In summary, the Venezuelan Government exercises economic control over PDVSA: it directs PDVSA’s oil activities, including to whom PDVSA must sell oil and for what price; it instructs PDVSA to contribute billions to the State each year both directly (through taxes, royalties and dividends) and indirectly (through off-budget social “slush funds” that have nothing to do with the hydrocarbons industry; and it uses PDVSA for political purposes (through programs like Petrocaribe and through agreements with China and Russia, whereby PDVSA sells millions of barrels of oil for Venezuela’s political benefit, with little to no consideration for PDVSA. In short, PDVSA no longer operates as a commercial-minded entity separate from the Venezuelan Government.
3.16.4
Rechtbank Den Haag 30 maart 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:2780 (
APS/Bariven en PDVSA). In dat vonnis heeft APS een beroep gedaan op onder meer een uitspraak van 14 mei 2004 van de Venezolaanse Consitutional Division of the Supreme Tribunal of Justice (Transporte SAET) en twee publicaties van de deskundige [deskundige 5]. Een Engelse vertaling van die uitspraak en die twee publicaties zijn bij de rechtbank Den Haag in het geding gebracht.
3.16.5
Opinie van 1 september 2022 van de deskundige [deskundige 6] antwoord op vraag 1.5:
(…) Although there are cases holding that PDVSA and [PPSA] are part of the same economic group (…) and thus holding PDVSA liable for [PPSA]’s debts, we have not identified any court decision holding that [Venezuela] is equated or identified with any of its wholly-owned companies. However, there are no indications that [Venezuela] would be exempt from the application of the doctrine of piercing the corporate veil.
3.17
Isla heeft ook de subsidiaire stelling van Huntington betwist.
3.18
Het Hof zal eerst enige overwegingen van conflictenrecht geven. Naar het recht van Curaçao moet vereenzelviging worden onderscheiden van doorbraak van aansprakelijkheid, is vereenzelviging hetzelfde als het wegdenken van een identiteitsverschil en is dat een (uitzonderlijke) vorm van redres bij een onrechtmatige daad waarbij misbruik is gemaakt van een identiteitsverschil. Dit pleit ervoor om het conflictenrecht toe te passen van de verwijzingscategorie onrechtmatige daad (verbintenissen uit andere bron dan overeenkomst). Naar het recht van Curaçao is de vraag wie de olie in eigendom heeft, een vraag van goederenrecht. Dit pleit ervoor om het conflictenrecht toe te passen van de
verwijzingscategorie goederenrecht en aan te knopen bij de plaats waar de olie zich ten tijde van de beslaglegging bevond, Curaçao (vergelijk bijvoorbeeld: Rechtbank Rotterdam 17 maart 2009, ECLI:NL:RBROT:2009:BI0658 en art. 10:127 BW-NL).
3.19
Huntington heeft betoogd dat er een regel van Venezolaans recht bestaat die, sterk verkort weergegeven, inhoudt dat rechtspersonen vereenzelvigd dienen te worden indien zij behoren tot een groep die een economische eenheid vormt, ook indien geen misbruik wordt gemaakt van het identiteitsverschil. Indien die rechtsregel bestaat, is dat een regel van rechtspersonenrecht. Dat pleit ervoor dat het conflictenrecht van de verwijzingscategorie rechtspersonen wordt toegepast. Aangezien de rechtspersonen Venezuela, PDVSA en PPSA alle naar Venezolaans recht zijn opgericht en hun zetel in Venezuela hebben, komt men dan uit op de toepasselijkheid van Venezolaans recht.
3.2
Ter onderbouwing van haar betoog dat de zojuist genoemde regel van Venezolaans recht bestaat, heeft Huntington een beroep gedaan op de uitspraak Transporte SAET.
3.21
Voor een weergave van de inhoud van de uitspraak Transporte SAET verwijst het Hof naar Gerechtshof Den Haag 30 mei 2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:988, rov. 4.13-4.13.5, en Gerechtshof Den Haag 5 augustus 2025, ECLI:NL:GHDHA:2025:2064, rov. 6.51-6.61. Het Hof verenigt zich met die weergaven.
3.22
Uit de uitspraak Transporte SAET kan niet worden afgeleid dat de door Huntington bedoelde regel naar Venezolaans recht bestaat en ook geldt voor de staat Venezuela als rechtspersoon, gelet op het volgende.
3.23
Ten eerste moet erop worden gelet dat als een staat naar het privaatrecht van die staat een rechtspersoon is, hij een rechtspersoon is met een eigen aard die afwijkt van de aard van andere rechtspersonen. Een staat wordt geacht het algemeen belang (op zijn grondgebied of van zijn onderdanen of van zijn ingezetenen) te dienen op een veelheid van verschillende aandachtsgebieden en hij begeeft zich daarbij in een veelheid van uiteenlopende activiteiten, waarbij een veelheid van uiteenlopende belangen betrokken is. Daarbij kan de staat zich bedienen van een veelheid van overheidsdiensten van uiteenlopende aard en ook van rechtspersonen zoals vennootschappen waarvan zij de aandelen houdt. Ook een groep vennootschappen (met al dan niet commerciële doelstellingen) kan activiteiten van uiteenlopende aard ontplooien, maar daarmee is de groep nog niet op één lijn te stellen met een (soevereine) staat. Verder komt het vaak voor dat een staat zich beschermt tegen verhaal op goederen die bestemd zijn voor de openbare dienst, en om goede redenen. Uitgangspunt is dat eigendommen van vreemde staten, behoudens uitzonderingen, niet vatbaar zijn voor beslag (HR 18 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:2103, onder 3.2.3). Het ligt bepaald niet voor de hand dat hetgeen in de uitspraak Transporte SAET is overwogen, mede betrekking heeft op publiekrechtelijke rechtspersonen in Venezuela, en met name niet op de staat Venezuela als rechtspersoon. Als dat zo wel was, zou men verwachten dat daar in de uitspraak Transporte SAET expliciet overwegingen aan waren gewijd. Dat is niet het geval. Integendeel, in de uitspraak Transporte SAET wordt herhaaldelijk verwezen naar
‘companies’(vergelijk: Gerechtshof Den Haag 30 mei 2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:988, onder 4.18, in cassatie tevergeefs aangevallen in onderdeel 3). Voor zover de deskundige [deskundige 6] het tegendeel heeft willen betogen, acht het Hof dat niet overtuigend.
3.24
Ten tweede moet erop worden gelet dat de uitspraak Transporte SAET weliswaar verder gaat dan het aannemen van hoofdelijke aansprakelijkheid (
joint and several liability)door een ondeelbare schuld van de groep aan te nemen (
an indivisible obligation of the group), maar daarmee is niet gezegd dat de leden van de groep worden vereenzelvigd in die zin dat het identiteitsverschil in alle opzichten wordt weggedacht. De verschillende leden van de groep hebben nog steeds verschillende statuten, verschillende organen enz. Er kan uit de uitspraak niet worden afgeleid dat het identiteitsverschil ook in zoverre wordt weggedacht dat de leden van de groep geacht worden één gezamenlijk vermogen te hebben, en dat alle vermogensbestanddelen van ieder lid geacht worden vermogensbestanddelen van de ondeelbare groep te zijn. Er kan wel uit worden afgeleid dat een schuldeiser van een lid van de groep de schuld kan verhalen op de vermogens van alle leden van de groep, maar dat is wat anders. Als een schuldeiser zich kan verhalen op vermogensbestanddelen van een ander dan de schuldenaar, kan daaruit nog niet worden afgeleid dat de vermogensbestanddelen van de ander geacht worden vermogensbestanddelen van de schuldenaar te zijn.
3.25
Gelet op het voorgaande kan niet worden aangenomen dat de beslagen olie naar Venezolaans recht eigendom van Venezuela is op de enkele grond dat de olie eigendom is van PDVSA en/of PPSA en die vennootschappen deel uitmaken van dezelfde groep als Venezuela en daarmee een economische eenheid vormen.
3.26
De beslissing van 29 juli 2019 van de US Court of Appeals for the Third Circuit (
Crystallex) legt geen gewicht in de schaal, omdat in die beslissing niet Venezolaans recht is toegepast.
3.27
De opinies van [deskundige 1] in de Amerikaanse zaak Chrystallex gaan kennelijk ervan uit dat de verwevenheid van Venezuela met PDVSA nauwer is dan de verwevenheid van Venezuela met andere vennootschappen waarvan Venezuela alle aandelen houdt. Dat heeft Huntington echter onvoldoende uitgewerkt in haar gedingstukken in deze zaak. Het voert te ver dat het Hof zelf op zoek gaat naar de argumenten die [deskundige 1] hiervoor aandraagt. Huntington heeft in elk geval niet voldoende duidelijk regels van Venezolaans recht genoemd op grond waarvan zou kunnen worden aangenomen dat Venezuela wel moet worden vereenzelvigd met PDVSA en haar dochtervennootschappen, maar niet met andere vennootschappen waarvan Venezuela de aandelen houdt.
3.28
Huntington heeft aangevoerd dat Venezuela misbruik maakt van het verschil in identiteit van Venezuela enerzijds en PDVSA en PPSA anderzijds. Zij heeft betoogd dat nagenoeg alle inkomsten van Venezuela afkomstig zijn van haar verkoop van olie en dat Venezuela behalve PDVSA nauwelijks vermogensbestanddelen heeft waarop schuldeisers zich kunnen verhalen. Venezuela ontloopt iedere aansprakelijkheid jegens haar schuldeisers door het oprichten van PDVSA, terwijl die onzelfstandig is en volledig door Venezuela wordt gecontroleerd en bestuurd, aldus Huntington.
3.29
Dit betoog baat Huntington niet. Op zichzelf is het niet ongeoorloofd dat een staat zijn activiteiten op het gebied van oliewinning en olieverkoop onderbrengt in een staatsbedrijf dat een andere identiteit heeft dan de staat zelf en een vermogen heeft dat afgescheiden is van dat van de staat. Indien nagenoeg alle inkomsten van Venezuela afkomstig zijn van haar verkoop van olie en Venezuela naast PDVSA nauwelijks vermogensbestanddelen heeft, is die enkele omstandigheid onvoldoende om aan te nemen dat van dit op zichzelf niet ongeoorloofde identiteitsverschil misbruik wordt gemaakt. Dit geldt ook als PDVSA als onzelfstandig moet worden beschouwd en volledig door Venezuela wordt gecontroleerd en bestuurd.
3.3
Huntington heeft bovendien onvoldoende gesteld om aan te nemen dat naar Venezolaans recht vereenzelviging de aangewezen vorm van redres is voor misbruik van identiteitsverschil. Ook voor zover Huntington meent dat het recht van Curaçao moet worden toegepast, heeft zij daartoe onvoldoende gesteld. Naar dat recht is immers bij misbruik van identiteitsverschil in de regel schadevergoeding op haar plaats en is slechts in uitzonderlijke omstandigheden vereenzelviging de meest aangewezen vorm van redres. Huntington heeft onvoldoende gesteld om aan te nemen dat die uitzonderlijke omstandigheden zich voordoen.
Meer subsidiair: misbruik van bevoegdheid
3.31
Meer subsidiair heeft Huntington betoogd dat PDVSA misbruik maakt van haar bevoegdheid om haar juridische zelfstandigheid in te roepen. Hiertoe heeft zij bij inleidend verzoekschrift, verkort weergegeven, aangevoerd dat dit geval vergelijkbaar is met het geval dat aan de orde was in Hof Amsterdam 7 mei 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:1566 (
Samruk/Ascom). Dat arrest is vernietigd bij HR 18 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:2103. Het verwijzingshof heeft geoordeeld dat de in beslag genomen aandelen van Samruk weliswaar
‘property’van Kazachstan zijn in de zin van het VN-Verdrag, maar dat zij immuniteit genieten (Hof Den Haag 14 juni 2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:977). Het cassatieberoep tegen dat arrest is verworpen in HR 22 september 2023, ECLI:NL:HR:2023:1281. Indien de in beslag genomen aandelen van Samruk
‘property’van Kazachstan zijn in de zin van het VN-Verdrag, betekent dat nog niet dat zij eigendom van Kazachstan zijn in de zin van het toepasselijke privaatrecht. In elk geval heeft Huntington onvoldoende gesteld om aan te nemen dat, indien in deze zaak moet worden aangenomen dat PDVSA misbruik maakt van haar bevoegdheid om haar juridische zelfstandigheid in te roepen, dit ertoe leidt dat de in beslag genomen olie privaatrechtelijk gezien moet worden als eigendom van Venezuela en dat de door Isla afgelegde verklaring daarom onjuist moet worden geacht.
Schending waarheidsplicht
3.32
Huntington heeft betoogd dat Isla wisselende, tegenstrijdige en onware standpunten heeft ingenomen in deze procedure. Wat daarvan zij, het Hof ziet in elk geval geen aanleiding om daaraan de gevolgtrekking te verbinden dat dit geding een andere uitkomst moet hebben.
Slotsom
3.33
Het hoger beroep slaagt niet. Het vonnis waarvan beroep dient te worden bevestigd, omdat het Hof zich met de uitkomst ervan verenigt, wat er zij van de gronden waarop het berust. Huntington zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Huntington in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van Isla gevallen en tot op heden begroot op Cg 457,52 aan verschotten en Cg 6.000,00 aan salaris voor de gemachtigde, te vermeerderen met de nakosten;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, E.M. van der Bunt en E.W.A. Vonk, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 16 december 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.