1 Ontleend aan rov. 2.1 t/m 2.3 van de bestreden beschikking.
2 Tegen 's hofs vaststelling dat de partner van de vader niet voorziet in haar eigen levensonderhoud, richt zich onderdeel 5 van het cassatiemiddel.
3 Tegen 's hofs vaststelling dat de vader ook een schuld heeft bij CMV, groot rond € 16.727,-, dan wel dat die schuld als een schuld van zijn partner diens draagkracht zou beperken, richten zich onderdelen 1-5 van het cassatiemiddel.
4 Het cassatieverzoekschrift is op 29 juli 2004 ter griffie van de Hoge Raad ingekomen.
5 Vgl. Asser-De Boer (2002), nrs. 624-627 in samenhang gelezen met nr. 1036 en nrs. 1065-1071 met verdere gegevens.
6 HR 25 mei 1962, NJ 1962, 266.
7 HR 19 april 1991, NJ 1991, 435.
8 Asser-De Boer (2002), nrs. 624 en 1036.
9 Zie o.m. HR 11 december 1981, NJ 1982, 265 en HR 1 februari 2002, NJ 2002, 184.
10 Zie o.m. HR 11 december 1987, NJ 1988, 348 en HR 10 december 1999, NJ 2000, 4.
11 Vgl Asser-De Boer (2002), nr. 624, p. 441.
12 Zie HR 25 november 1994, NJ 1995, 286 en HR 2 december 1994, NJ 1995, 287 m.nt. JdB (rov. 3.3 en 3.4); HR 18 februari 2000, NJ 2000, 308 (rov. 3.4).
13 Zie in het algemeen HR 4 juni 1993, nr. 15.096, NJ 1993, 659 m.nt. DWFV en voor een procedure als de onderhavige in het bijzonder HR 29 juni 2001, R00/147, NJ 2001, 495 en de vrij recente beschikking van HR 10 oktober 2003, R03/032, NJ 2004, 37 (rov. 3.3).
14 Vgl. Asser-De Boer (2002), nr. 620, p. 435, en zie voorts bijv. nrs. 2.5-2.9 van de conclusie van A-G Bakels voor HR 29 juni 2001, NJ 2001, 495.
15 Zie HR 23 september 1983, NJ 1984, 90.
16 Ik verwijs naar HR 17 maart 2000, NJ 2000, 333 met conclusie A-G Wesseling-Van Gent, waar een essentiële stelling was gepasseerd.
17 Waar in het cassatieverzoekschrift wordt gesproken over 'de man', wordt de vader bedoeld.
18 Zie de aanvullende cassatieklacht in de brief aan de Hoge Raad van 5 augustus 2004, p. 1, laatste alinea.
19 Verwezen wordt naar productie e bij brief van 26 februari 2004 van mr. Visser aan het hof t.b.v. de zitting van 8 maart 2004 (specificatie 'bijzondere lasten c.q. schulden').
20 Verwezen wordt naar p. 4 onder 7, 8 en 9.
21 Verwezen wordt naar zijn beroepschrift onder 5.
22 Proces-verbaal van 8 maart 2004, p. 2, bovenaan.
23 Proces-verbaal van 8 maart 2004, pp. 2-3.
24 Proces-verbaal van 8 maart 2004, p. 3 (zie de laatste alinea van diens verklaring).
25 D.w.z. de partner van de vader, A-G.
26 In het verweerschrift in cassatie worden van de kant van de vader daarover enige stellingen geuit, maar - wat daarvan zij - deze zijn niet (kenbaar) bij het hof geuit en niet door het hof beoordeeld.
27 Dit blijft zo, als men - anders dan het hof (kenbaar) gedaan heeft - ook enige andere schulden in aanmerking neemt, die nog vermeld zijn in het overzicht van prod. e bij de brief d.d. 26 februari 2004 van de advocaat van de vader aan het hof.
28 Beroepschrift onder 5, Appelverweerschrift, p. 4 onder 7, 8 en 9, Proces-verbaal van 8 maart 2004, p. 1 (eerste alinea), Proces-verbaal van 8 maart 2004, p. 2 (zie de tweede alinea van de verklaring van mr. Visser).