ECLI:NL:PHR:2005:AT2918
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Machielse
- Rechtspraak.nl
Verantwoordelijkheid van de eigenaar van een schip voor verontreiniging van oppervlaktewater
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 mei 2005 uitspraak gedaan over de strafrechtelijke aansprakelijkheid van een verdachte die als eigenares van een schip werd beschuldigd van het lozen van olie in oppervlaktewater. De verdachte was eerder door het Gerechtshof te 's-Gravenhage veroordeeld voor overtreding van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren. De Hoge Raad oordeelde dat de enkele omstandigheid dat de verdachte eigenares was van het schip niet voldoende was om haar als functionele dader aan te merken. De bewezenverklaring was onvoldoende onderbouwd, aangezien er geen feitelijke vaststelling was gedaan over de relatie van de verdachte tot het schip, de schipper en de bemanning. Het hof had niet aangetoond dat de verdachte enige controle had over de omstandigheden die tot de verontreiniging leidden.
De verdediging voerde aan dat de olie in het water was gekomen door een defect aan een van de stuurboordtanks, waardoor de olie via een afblaasventiel was ontsnapt. De bemanning had geen blaam en de verdachte had niet zelf de olie geloosd. De Hoge Raad concludeerde dat het hof onvoldoende bewijs had geleverd voor het functioneel daderschap van de verdachte. De overwegingen van het hof over de verantwoordelijkheid van de eigenaar van het schip konden de lacune in het bewijs niet opvullen. Het hof had weliswaar gesteld dat de mankementen aan het schip voor rekening van de eigenaar kwamen, maar dit was niet voldoende om tot strafrechtelijke aansprakelijkheid te concluderen.
De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof en verwees de zaak terug voor herbehandeling, waarbij de nadruk lag op de noodzaak van voldoende bewijs voor de strafrechtelijke aansprakelijkheid van de verdachte. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige bewijsvoering in zaken van milieurecht en de verantwoordelijkheden van eigenaren van schepen.