ECLI:NL:PHR:2005:AT5755
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Machielse
- Rechtspraak.nl
Nietigheid van de dagvaarding in verband met innerlijke tegenstrijdigheid van de tenlastelegging
In deze zaak heeft de Hoge Raad zich gebogen over de nietigheid van de dagvaarding, die door het Gerechtshof te Amsterdam was uitgesproken. Het Hof had geoordeeld dat de dagvaarding nietig was omdat het tezamen en in vereniging met anderen geweld plegen tegen goederen innerlijk tegenstrijdig zou zijn met het gooien van één steen of hard voorwerp. Daarnaast werd gesteld dat het bij wijziging van de tenlastelegging toegevoegde geweld gericht was tegen personen, wat ook bijdroeg aan de innerlijke tegenstrijdigheid. De Hoge Raad heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat van het 'in vereniging' plegen van geweld ex artikel 141 Sr reeds sprake is indien de betrokkene een significante bijdrage levert aan het geweld, ook al is deze bijdrage zelf niet gewelddadig. De Hoge Raad oordeelde dat de door het Hof aangenomen innerlijke tegenstrijdigheid niet correct was, aangezien de oorspronkelijke tenlastelegging voldeed aan de eisen van artikel 261 Sv. De Hoge Raad concludeerde dat de beslissing van het Hof om de dagvaarding nietig te verklaren op twee gronden berustte, die beide niet houdbaar waren. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd en de zaak terugverwezen voor herbehandeling. Dit arrest benadrukt de noodzaak voor rechters om de tenlastelegging in zijn geheel te interpreteren en niet te vervallen in een onjuiste uitleg die leidt tot een tegenstrijdig geheel.