ECLI:NL:PHR:2006:AV6178
Parket bij de Hoge Raad
- A.G. de Vries
- M. van der Meer
- J. van den Berg
- Rechtspraak.nl
Belemmering van opsporingshandelingen door verdachte in het kader van de Wegenverkeerswet
In deze zaak gaat het om de vraag of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk belemmeren van opsporingshandelingen door een ambtenaar, in dit geval een politieagent, in het kader van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte werd op 2 december 2002 in Apeldoorn aangehouden door agent Smit, nadat hij op heterdaad werd betrapt op het negeren van een rood verkeerslicht. Tijdens de aanhouding bleek dat de verdachte onder invloed van alcohol verkeerde, wat leidde tot een verzoek van de agent om mee te werken aan een ademanalyse. De verdachte ging vrijwillig mee naar het politiebureau, maar verliet het bureau voordat de ademanalyse kon plaatsvinden, nadat de agent hem vroeg te wachten terwijl zij de sleutel van de kamer met het ademanalyse-apparaat ging halen. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het beletten van de opsporingshandelingen, maar de Hoge Raad oordeelde dat er geen sprake was van een bevel tot medewerking aan de ademanalyse, waardoor de verdachte niet strafbaar was op grond van artikel 184 Sr. De Hoge Raad concludeerde dat de verdachte niet verplicht was om te wachten en dat de opsporingsambtenaar geen wettelijke basis had voor het bevel. De zaak werd terugverwezen naar het hof voor herbehandeling.