ECLI:NL:PHR:2006:AW3634
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Vellinga
- Rechtspraak.nl
Medeplegen van moord en vuurwapenbezit met voorbedachten rade
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juni 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplegen van moord en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De zaak draait om een schietpartij die plaatsvond op 11 augustus 2003 te 's-Gravenhage, waarbij het slachtoffer, aangeduid als [slachtoffer 1], werd doodgeschoten door medeverdachte [medeverdachte 1]. De verdachte had eerder op die dag een vuurwapen aan [medeverdachte 1] overhandigd, terwijl hij wist dat deze en andere medeverdachten van plan waren [slachtoffer 1] te doden. De verdachte had instructies gegeven over het gebruik van het wapen en had het doorgeladen, wat duidt op zijn betrokkenheid bij de voorbereidingen voor de moord. Het Hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk en met voorbedachten rade handelde, wat leidde tot zijn veroordeling tot een gevangenisstraf van negen jaar.
De Hoge Raad bevestigde de uitspraak van het Hof, waarbij werd vastgesteld dat de verdachte niet alleen het wapen had overhandigd, maar ook actief betrokken was bij de plannen om [slachtoffer 1] te doden. De verklaringen van de medeverdachten en de verdachte zelf werden als bewijs gebruikt om de opzet en de voorbedachte raad aan te tonen. De verdachte had spijt van zijn daden, maar dit werd niet als een excuus gezien voor zijn betrokkenheid bij de misdaad. De uitspraak benadrukt de ernst van het delict en de gevolgen van het handelen van de verdachte, niet alleen voor het slachtoffer, maar ook voor zijn eigen leven en dat van zijn familie.