ECLI:NL:PHR:2007:BA2277
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Vellinga
- Rechtspraak.nl
Verjaring van strafvervolging bij verkeersovertreding
In deze zaak gaat het om de verjaring van een strafvervolging wegens een verkeersovertreding. De verdachte is op 4 mei 2002 te Leidschendam betrapt op het rijden met een snelheid van 182 kilometer per uur, terwijl de maximumsnelheid op dat moment 100 kilometer per uur was. De verdachte is door het Gerechtshof te 's-Gravenhage veroordeeld tot een geldboete van € 570, subsidiair 11 dagen hechtenis, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 maanden.
De verdediging heeft cassatie ingesteld, waarbij het middel van cassatie is gebaseerd op de stelling dat het recht tot strafvervolging wegens verjaring is vervallen. De relevante wetgeving, met name artikel 72, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht, bepaalt dat voor overtredingen een maximale verjaringstermijn van vier jaren geldt. De wijziging van deze bepaling, die op 7 juli 2006 in werking trad, heeft geen invloed op feiten die voor die datum al waren verjaard.
In deze zaak is vastgesteld dat de verjaringstermijn is aangevangen op 5 mei 2002 en dat deze op 5 mei 2006 is voltooid. Gezien het feit dat de vervolging is ingesteld na deze datum, is het recht tot strafvervolging vervallen. De conclusie van de Advocaat-Generaal is dan ook dat de bestreden uitspraak moet worden vernietigd en dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van de verdachte.