ECLI:NL:PHR:2007:BB9613
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de toelaatbaarheid van financiële bescheiden in alimentatieprocedures
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de man tegen een beschikking van het hof, waarin de man werd verplicht om financiële bescheiden over te leggen in het kader van een alimentatieprocedure. De man en de vrouw zijn op huwelijkse voorwaarden met elkaar gehuwd en hebben samen een minderjarig kind. De vrouw heeft verzocht om een bijdrage in haar levensonderhoud, welke door de rechtbank is toegewezen. De man heeft in hoger beroep gesteld dat hij niet in staat is om de alimentatie te betalen, maar heeft onvoldoende financiële gegevens overgelegd. Het hof heeft geoordeeld dat de man niet tijdig en onvolledig informatie heeft verstrekt, waardoor het hof niet in staat was om een oordeel te vormen over de draagkracht van de man. De Hoge Raad bevestigt dit oordeel en benadrukt dat het essentieel is dat partijen tijdig de benodigde stukken overleggen, zodat de rechter en de wederpartij zich adequaat kunnen voorbereiden op de zitting. De Hoge Raad wijst erop dat de rechter de bevoegdheid heeft om in elke fase van de procedure om aanvullende informatie te vragen, en dat het niet tijdig overleggen van stukken kan leiden tot een minder verstrekkende sanctie dan niet-ontvankelijkheid. De conclusie van de A-G strekt tot verwerping van het beroep, omdat de man niet aan zijn stelplicht heeft voldaan en de rechter niet in staat was om de zaak naar behoren te beoordelen.