ECLI:NL:PHR:2008:BF2082
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Jörg
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de strafoplegging in verband met schending van de redelijke termijn en het gebruik van anonieme getuigenverklaringen
In deze zaak heeft de Hoge Raad zich gebogen over de vraag of de veroordeling van verzoeker wegens openlijke geweldpleging, opgelegd door het gerechtshof te Amsterdam, in stand kan blijven. Verzoeker was op 22 oktober 2004 in hoger beroep bij verstek veroordeeld. De verstekmededeling kon niet tijdig aan verzoeker worden betekend, omdat hij niet als ingezetene was ingeschreven en zijn verblijfplaats onbekend was. De Hoge Raad oordeelt dat het Openbaar Ministerie niet de nodige voortvarendheid heeft betracht bij het betekenen van de verstekmededeling, wat kan leiden tot een schending van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
Daarnaast heeft de Hoge Raad zich uitgesproken over het gebruik van anonieme getuigenverklaringen. De rechter dient bij het gebruik van dergelijke verklaringen te motiveren dat aan de eisen van artikel 344, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) is voldaan en moet blijk geven van een zelfstandig onderzoek naar de betrouwbaarheid van deze verklaringen. In deze zaak heeft het hof nagelaten om de noodzakelijke motivering te geven voor het gebruik van de anonieme getuigenverklaringen, wat in strijd is met artikel 360, eerste lid, Sv.
De Hoge Raad concludeert dat de veroordeling van verzoeker niet kan blijven staan vanwege de schending van de redelijke termijn en het gebrek aan motivering voor het gebruik van anonieme getuigenverklaringen. De uitspraak van het hof wordt vernietigd, maar uitsluitend voor wat betreft de strafoplegging, die wordt verminderd. Het beroep van verzoeker wordt voor het overige verworpen.