ECLI:NL:PHR:2009:BG6562
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Jörg
- Rechtspraak.nl
Bewijs van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en de vereiste kennis van de bedreiging door het slachtoffer en haar kinderen
In deze zaak gaat het om de veroordeling van de verdachte wegens bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De feiten zijn als volgt: de verdachte heeft in de periode van 1 januari 2005 tot en met 13 september 2005 de aangeefster, [slachtoffer], en haar kinderen bedreigd. De bedreigingen omvatten uitspraken als "Dit wordt het volgende gezinsdrama" en "Als ik jou niet als vriendin kan hebben, dan zal een ander jou ook niet krijgen". De aangeefster deed aangifte van deze bedreigingen, waarbij zij aangaf dat zij zich doodsbang voelde voor de verdachte en vreesde voor de veiligheid van haar kinderen.
Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De verdediging heeft cassatie ingesteld, waarbij werd betoogd dat de bewezenverklaring niet voldoende gemotiveerd was, omdat niet kon worden aangetoond dat de kinderen van de aangeefster op de hoogte waren van de bedreigingen.
De Hoge Raad oordeelt dat voor een veroordeling wegens bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, het vereist is dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging. De bewijsmiddelen bieden onvoldoende steun voor de conclusie dat de kinderen van de aangeefster kennis hebben genomen van de bedreigingen. De Hoge Raad concludeert dat de bewezenverklaring in zoverre niet toereikend gemotiveerd is, maar dat dit verzuim niet leidt tot cassatie, omdat de bewezenverklaring kan worden verbeterd in die zin dat niet bewezen is verklaard dat de kinderen zijn bedreigd. De conclusie van de Advocaat-Generaal strekt tot verwerping van het beroep.