ECLI:NL:PHR:2010:BL7676
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Machielse
- Rechtspraak.nl
Oordeel over overschrijding van de redelijke termijn in ontnemingszaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 juli 2010 uitspraak gedaan over de overschrijding van de redelijke termijn in een ontnemingsprocedure. De zaak betreft een veroordeelde die in hoger beroep ging tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam, waarbij een betalingsverplichting van € 22.000,- werd opgelegd ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Het hoger beroep werd ingesteld op 26 juli 2004, maar de behandeling in hoger beroep heeft pas op 12 juni 2008 plaatsgevonden, wat resulteerde in een overschrijding van de termijn van twee jaar zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Hoge Raad oordeelde dat het Gerechtshof te 's-Gravenhage onvoldoende had gemotiveerd dat de overschrijding mede te wijten was aan de verdediging. De Hoge Raad concludeerde dat de overschrijding van de redelijke termijn niet alleen aan de verdediging kon worden toegeschreven en dat het hof dit niet voldoende had onderbouwd. De conclusie van de Advocaat-Generaal werd gevolgd, en de Hoge Raad vernietigde het bestreden arrest en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof voor een nieuwe behandeling. Dit arrest benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de redenen voor vertraging in het proces en de impact daarvan op de redelijkheid van de termijn.