ECLI:NL:PHR:2010:BN9281

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
21 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/01814
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • Mr. Machielse
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in cassatieberoep betreffende tenuitvoerlegging voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 december 2010 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van de betrokkene in zijn cassatieberoep. De betrokkene was eerder door het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen een beslissing van de politierechter. Deze beslissing betrof de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, die was opgelegd bij een onherroepelijk vonnis van 24 november 2006. De betrokkene had op 20 april 2009 hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing, maar het Hof oordeelde dat er geen rechtsmiddel openstond tegen de beslissing tot tenuitvoerlegging, omdat deze geen deel uitmaakte van een uitspraak ter zake van andere strafbare feiten.

De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad, Mr. Machielse, heeft in zijn conclusie aangegeven dat de wet bepaalt in welke gevallen tegen een rechterlijke uitspraak een rechtsmiddel kan worden ingesteld. Aangezien de bestreden uitspraak een beslissing betreft over de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde straf, is er volgens artikel 14j van het Wetboek van Strafrecht geen rechtsmiddel open. Dit betekent dat de betrokkene niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn cassatieberoep. De conclusie van de Procureur-Generaal strekt er dan ook toe dat de Hoge Raad de betrokkene niet-ontvankelijk verklaart in het beroep, ongeacht de argumenten die zijn aangevoerd om een doorbreking van het gesloten stelsel van rechtsmiddelen te bepleiten.

Conclusie

Nr. 09/01814
Mr. Machielse
Zitting: 28 september 2010
Conclusie inzake:
[Verdachte=betrokkene]
1. Bij beslissing van 20 april 2009 heeft het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch betrokkene niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep, ingesteld tegen de beslissing van 4 juli 2008 waarbij de politierechter te 's-Hertogenbosch de tenuitvoerlegging heeft gelast van de voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden waartoe de politierechter te 's-Hertogenbosch betrokkene bij onherroepelijk vonnis van 24 november 2006 onder meer heeft veroordeeld.
2. Namens verdachte heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur één middel van cassatie voorgesteld.
3. Voorafgaand aan een eventuele bespreking van het middel, dat zich richt tegen de afwijzing van een getuigenverzoek, stel ik de ontvankelijkheid van het cassatieberoep aan de orde.
4. De wet bepaalt in welke gevallen tegen een rechterlijke uitspraak een rechtsmiddel kan worden ingesteld. De bestreden uitspraak is een rechterlijke beslissing omtrent een vordering tenuitvoerlegging van een eerder, voorwaardelijk opgelegde straf, die geen deel uitmaakt van een uitspraak ter zake van andere strafbare feiten. Ingevolge art. 14j Sr staat tegen een dergelijke beslissing geen rechtsmiddel open. Deze regeling is van openbare orde. Derhalve kan betrokkene niet in het ingestelde cassatieberoep worden ontvangen.(1) Hieraan doet niet af hetgeen de steller van het middel heeft aangevoerd om een doorbreking van het gesloten stelsel van rechtsmiddelen te bepleiten.
5. Deze conclusie strekt ertoe dat de Hoge Raad betrokkene niet-ontvankelijk zal verklaren in het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
1 Vgl. HR 31 maart 2009, LJN BG6595, NJ 2010/338, m.nt. Y. Buruma; HR 12 december 2000, LJN ZD8548, nr. 01176/99 (niet gepubliceerd); HR 26 januari 1999, nr. 109.127 (niet gepubliceerd); HR 6 januari 1998, LJN ZD1185, NJ 1998/644.