ECLI:NL:PHR:2011:BT7201
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Huydecoper
- Rechtspraak.nl
Herstel van dagvaarding en verstekverlening in cassatieprocedures
In deze zaak, die betrekking heeft op een cassatieprocedure, is de vraag aan de orde of een herstelexploot dat vóór de oorspronkelijk aangezegde zittingsdag is uitgebracht, kan leiden tot herstel van een dagvaarding die op een niet-bestaande rechtsdag was betekend. De oorspronkelijke cassatiedagvaarding was uitgebracht tegen 19 augustus 2011, een datum waarop geen zitting van de Civiele Kamer van de Hoge Raad plaatsvond. Dit probleem werd opgemerkt, en op 16 augustus 2011 werd een herstelexploot uitgebracht, waarbij de verweerster opnieuw werd opgeroepen voor de zitting van 2 september. De verweerster is echter niet verschenen, en de zaak werd aangehouden voor conclusie op het verzoek om verstek.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad concludeert dat het probleem van de niet-bestaande rechtsdag geen beletsel hoeft te vormen voor verstekverlening. De zaak verschilt van eerdere jurisprudentie, waarin werd geoordeeld dat een dagvaarding tegen een niet-bestaande rechtsdag nietig was. In deze zaak is er geen sprake van een nietigheid die tot niet-ontvankelijkheid leidt, en het herstelexploot kan worden beschouwd als een geldig middel om het gebrek te herstellen. De conclusie is dat de eiser tot cassatie niet benadeeld mag worden door een dode mus, en dat het beter is om het probleem nu al ten gronde te bespreken.
Daarnaast wordt opgemerkt dat het herstelexploot niet aan alle eisen voldoet die aan een dagvaarding worden gesteld, maar dat dit niet noodzakelijkerwijs leidt tot nietigheid. De Procureur-Generaal pleit voor een coulante benadering, waarbij het herstel van de dagvaarding voorop staat. De conclusie is dat de zaak moet worden aangehouden, met het verzoek aan de eiser tot cassatie om de nodige stappen te ondernemen om aan de eisen te voldoen.