ECLI:NL:PHR:2012:BW3780
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Vellinga
- Rechtspraak.nl
Herziening van de maatstaf voor beklag tegen inbeslagname in het strafrecht
In deze zaak gaat het om een beklagprocedure tegen de inbeslagname van geldbedragen en goederen. De klaagster, die legaal samenwoont met een EU-burger, stelt dat de rechtbank haar niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar klaagschrift tegen de inbeslagname van drie damestassen en dat de rechtbank een onjuiste maatstaf heeft gehanteerd. De Hoge Raad herhaalt de maatstaf uit een eerdere uitspraak en oordeelt dat de rechtbank de geldende maatstaf niet heeft miskend. De klaagster betoogt dat de beoordeling van haar eigendomsrecht niet voldoende bescherming biedt volgens het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en het Handvest van de Grondrechten van de EU. De Hoge Raad stelt vast dat de klaagster niet buiten redelijke twijfel als rechthebbende kan worden aangemerkt, en dat het belang van de strafvordering zich verzet tegen de opheffing van het beslag. De conclusie van de Advocaat-Generaal is dat de beklagprocedure voldoet aan de eisen van het recht en dat de bestreden beschikking niet vernietigd hoeft te worden. De zaak benadrukt de spanning tussen het eigendomsrecht van de klaagster en de belangen van de strafvordering, waarbij de Hoge Raad de bestaande juridische kaders en bescherming van eigendomsrechten in het strafrecht bevestigt.