ECLI:NL:PHR:2014:102
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Bleichrodt
- Rechtspraak.nl
Toestemming tot binnentreden en de rol van de zoon van de verdachte in het bewijsrecht
In deze zaak heeft het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch de verdachte op 16 juli 2012 veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte kreeg een taakstraf van 120 uren, waarvan 80 uren voorwaardelijk. Tegen deze veroordeling is beroep in cassatie ingesteld. De kern van het geschil betreft de rechtmatigheid van het binnentreden door opsporingsambtenaren in de woning van de verdachte. De verdediging stelt dat dit binnentreden onrechtmatig was, omdat het heeft plaatsgevonden zonder schriftelijke machtiging en zonder toestemming van de bewoonster. De zoon van de verdachte had echter verklaard namens zijn moeder toestemming te geven voor het binnentreden, wat door het hof als voldoende werd beschouwd. Het hof oordeelde dat de verbalisanten mochten afgaan op de verklaring van de zoon, aangezien hij als meerderjarige zoon van de bewoonster een sleutel van de woning had en de verbalisanten geen contra-indicaties hadden om aan zijn verklaring te twijfelen. De conclusie van de advocaat-generaal was dat er geen sprake was van een onherstelbaar vormverzuim en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in de vervolging. De Hoge Raad heeft de conclusie van de advocaat-generaal gevolgd en het beroep in cassatie verworpen. De zaak benadrukt de nuances in de wetgeving omtrent het binnentreden en de rol van toestemming, vooral wanneer deze door een niet-bewoner wordt verleend.