6. [medeverdachte 5] benadert [verdachte] omdat zij haar ex-man, het latere slachtoffer [slachtoffer], een lesje wil leren; [slachtoffer] zou haar dochter hebben verkracht. Vervolgens zoekt [verdachte], samen met [medeverdachte 5], contact met de medeverdachten [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1]. [medeverdachte 5] vertelt de anderen dat in de slaapkamer van het slachtoffer € 150.000,- is te vinden en dat zij dat bedrag mogen houden. Ook zegt [medeverdachte 5] dat zij haar ex-man moeten vastbinden, zodat hij kan voelen hoe het is om overmeesterd te worden, maar dat zij hem geen pijn mogen doen. [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] stemmen hiermee in. Met z’n vijven komen zij tot het volgende plan: [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] zullen met de sleutel van [medeverdachte 5] de woning betreden en het slachtoffer overmeesteren en vastbinden. [slachtoffer] zal een lesje worden geleerd waarbij een paar klappen zouden kunnen worden uitgedeeld. [medeverdachte 1] blijkt een vuurwapen bij zich te hebben om dit aan [slachtoffer] te tonen en hem zodoende rustig te houden. [medeverdachte 5] schrikt van het vuurwapen en zegt dat zij [slachtoffer] niet mogen doodschieten en hem niet mogen doden.
[medeverdachte 5] brengt de mannen in de auto naar de woning van het slachtoffer en overhandigt de huissleutels. Terwijl [medeverdachte 5] en [verdachte] in de auto wachten, gaan [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] omstreeks 04.15 uur de woning binnen. In de slaapkamer overmeesteren zij [slachtoffer] die naar de grond wordt gewerkt. Daarbij bedreigt [medeverdachte 1] het slachtoffer met het vuurwapen, terwijl [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] hem met kracht vastbinden met (elektriciteit-)kabels. Om te voorkomen dat [slachtoffer] gaat schreeuwen, stoppen zij een pannenlap in zijn mond en binden hieromheen een stropdas. Vanwege de waarschuwing van [medeverdachte 5] dat het slachtoffer goed is in het onthouden van gezichten, blinddoeken zij het slachtoffer met een overhemd. Het drietal doorzoekt de woning maar kan het door [medeverdachte 5] genoemde geldbedrag niet vinden. Slechts een bedrag van € 250,-, twee armbanden, een telefoon en een scheerapparaat worden buitgemaakt. Nadat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben gecontroleerd of [slachtoffer] nog leeft – hoewel het een eng gezicht is, beweegt en ademt hij nog - en sporen (wat) zijn uitgewist, verlaten zij de woning, [slachtoffer] in de hiervoor omschreven geknevelde toestand achterlatend.
Eenmaal teruggekeerd bij de auto tonen [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zich boos omdat [medeverdachte 5] heeft gelogen. Verder laten zij met stemverheffing [medeverdachte 5] weten dat zij moet teruggaan naar de woning om [slachtoffer] los te maken; hij is een oude man en het kan misschien misgaan. [medeverdachte 5] wordt emotioneel en begint te huilen. Trillend zegt en knikt zij van ja. Niettemin rijden zij weg in de auto. [medeverdachte 5] probeert in eerste instantie te pinnen om de mannen alsnog te betalen. Uiteindelijk ziet zij daarvan af omdat zij bang is voor ontdekking door de politie.
Een dag later vindt de zoon van [medeverdachte 5] het lichaam van zijn vader in de slaapkamer. Uit de sectierapporten volgt dat hij door verstikking (en mogelijk een daarmee verband houdend hartfalen) om het leven is gekomen.
7. Dit feitenrelaas geeft aanleiding een onderscheid te maken tussen de fase voorafgaand aan het verlaten van de woning (de eerste fase) en de fase daarna (de tweede fase). In de eerste fase wordt het plan opgevat om het slachtoffer een lesje te leren door hem vast te binden en te beroven. Tijdens deze fase worden afspraken gemaakt dat het slachtoffer wel een paar klappen mag krijgen, maar geen pijn mag lijden en niet mag worden doodgemaakt. Tijdens de tweede fase, waarin het slachtoffer gekneveld en al op de grond ligt, beseffen de verdachten zich dat het weleens mis kan gaan – ik begrijp: dat het slachtoffer als gevolg van het handelen van [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] kan komen te overlijden, EH - en wordt er bij [medeverdachte 5] op aangedrongen het slachtoffer uit zijn benarde positie te bevrijden, hetgeen niet gebeurt.
8. Het
eerste middelkomt op tegen het oordeel van het Hof dat verzoeker ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten 1 primair, impliciet primair, en 2 primair als medepleger kan worden aangemerkt.