ECLI:NL:PHR:2015:2452
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Vellinga
- Rechtspraak.nl
Falende bewijsklacht bij diefstal in vereniging met braak
In deze zaak is de verdachte door het Gerechtshof te Den Haag veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden wegens diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de toegang tot de woning is verkregen door middel van braak. De verdachte heeft cassatie ingesteld, waarbij hij aanvoert dat het bewezenverklaarde medeplegen niet kan worden afgeleid uit de gebezigde bewijsmiddelen. Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 15 oktober 2012 te Barendrecht samen met anderen een inbraak heeft gepleegd en daarbij verschillende goederen heeft weggenomen. De verdediging heeft betoogd dat er geen wettig en overtuigend bewijs is voor de rol van de verdachte bij de diefstal en heeft een alternatief scenario gepresenteerd waarin de verdachte pas na de inbraak door een medeverdachte is opgepikt. Het Hof heeft dit verweer verworpen en geconcludeerd dat de verdachte en zijn medeverdachten gedurende de hele route in de auto aanwezig zijn geweest en dat de verklaring van de verdachte als leugenachtig moet worden bestempeld. De Hoge Raad heeft in eerdere arresten benadrukt dat de kwalificatie van medeplegen alleen gerechtvaardigd is als de bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. In deze zaak heeft het Hof niet aangetoond dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan de diefstal, waardoor het bewijs voor medeplegen niet voldoende is. De Hoge Raad concludeert dat het middel slaagt en dat de zaak moet worden terugverwezen naar het Hof voor herbehandeling.