(i) Een op 15 januari 2012 bij de politie afgelegde verklaring van [betrokkene 1] , voor zover inhoudende:
“Op zondag 15 januari 2012 ben ik omstreeks 05.00 uur opzettelijk van mijn fiets gereden. Toen ik net voor het verkeerslicht op de kruising van de Kattenhage met het Schuitendiep fietste, hoorde ik een auto aan komen rijden en opeens voelde ik een harde duw tegen mijn fiets aan. Ik voelde dat ik werd gelanceerd en ik viel van de fiets op de stoep. Ik zag toen in een flits dat het een taxi betrof. Ik viel hard maar heb verder geen letsel.”
(ii) Een op 25 juni 2013 bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring van [betrokkene 1] , voor zover inhoudende:
“Ik dacht ik wil geen ruzie, dus ik fietste gewoon door. Op de Kattenhage, bij de stoplichten bij het kruispunt bij de gracht heeft de taxichauffeur mij opzettelijk aangereden. Ik reed daar op een normaal fietstempo. Ik hoorde een auto hard aan komen rijden. Toen voelde ik ineens dat er een auto mij aan het wegduwen was met de rechterzijkant, het stuk voor het wiel. Ik zag het stuk tussen de bumper en het wiel in. Hij heeft mij geraakt, ik voelde het. Hij drukte mij met mijn voorwiel de stoep op. Ik kon nog één stap zetten en toen viel ik om. (..)
U vraagt mij of er meer verkeer was op de Kattenhage. Er waren nog wel wat voetgangers op de stoep. Een van die meisjes kwam ook naar mij toe en vroeg: ‘‘waarom rijdt hij jou aan?”. Dat meisje is ook getuige geweest. De taxi hoefde nergens voor uit te wijken. (..)
U vraagt mij of ik de auto als eerste hoorde of zag. Ik hoorde de auto als eerste. U vraagt mij wat het eerste was dat ik van de auto zag. Toen de auto mij aanraakte met zijn rechtervoorkant, toen keek ik en zag ik dat het een blauwe Mercedes was.”
(iii) Een op 15 januari 2012 bij de politie afgelegde verklaring van [betrokkene 2] , voor zover inhoudende:
“Op zondag 15 januari 2012 rond 05.00 uur was ik getuige van het feit dat mijn vriend [betrokkene 1] met opzet van zijn fiets werd gereden. Dit gebeurde door een taxichauffeur. Ik fietste achter mijn vriend om het overige verkeer niet te hinderen. Ik zag opeens een taxi langs rijden. Ik zag dat die taxi opeens uitweek naar rechts, waar mijn vriend fietste. Er kwam geen ander verkeer aan en ik zag dat hij opzettelijk tegen mijn vriend aan reed. Ook zag ik dat mijn vriend met een forse duw van zijn fiets op de stoep viel.”
(iv) Een op 25 juni 2013 bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring van [betrokkene 2] , voor zover inhoudende:
“Mijn vriend fietste voor mij, het was niet een brede weg en er was een fietsstrook.
Er kwam een auto langs en die reed op mijn vriend in. Dat was een taxi auto. Ik dacht toen: “hier kom je niet mee weg.”. Ik heb geprobeerd de taxi achterna te rijden om het nummerbord te onthouden. (..)
U vraagt mij of het druk was op de weg. Nee, naar mijn beleving niet. Ik kan me geen ander verkeer herinneren op de Kattenhage. Het klopt dat de taxi mij eerst is voorbij gereden. Ik zag in een fractie van een seconde dat de taxi naar rechts ging. Hij gaf mijn vriend een 'duwtje'. Ik bedoel hiermee dat hij hem aan de zijkant/voorkant heeft geraakt. Het was in ieder geval niet van achter. Ik heb gezien dat mijn vriend viel. Er was niet genoeg ruimte voor hem om door te fietsen.”
(v) Een op 29 februari 2012 bij de politie afgelegde verklaring van [betrokkene 3] , voor zover inhoudende:
“Ik ben zojuist, 15 januari 2012 omstreeks 05.30 uur, getuige geweest van een aanrijding tussen een fietser en een taxi. Ik liep zojuist over de Kattenhage te Groningen. Een vriendin en ik liepen over het trottoir. Ik heb gezien dat deze fietser opzettelijk werd aangereden door de taxichauffeur. Ik zag dat de taxichauffeur opzettelijk inreed op de fietser. Ik zag dat de fietser hierdoor met zijn fiets ten val kwam.”
(vi) Een op 25 juni 2013 bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring van [betrokkene 3] , voor zover inhoudende:
“Ik liep op de stoep, langs de straat vanaf de Grote Markt naar de W.A. Scholtenstraat. U zegt mij dat het om de Kattenhage gaat. Er kwam een fietser voorbij en er reed een taxi heel hard voorbij en die maakte een uitwijkmanoeuvre waardoor hij de fietser raakte. Daarna reed de taxi heel hard door, hij reed door rood en sloeg linksaf over de brug. (..) De fietsers, een jongen en een meisje, ik geloof dat ze met z’n tweeën waren, fietsten achter elkaar. De taxi reed te hard, dat viel mij op. De taxi maakte een uitwijking naar de fietser toe. De weg was helemaal vrij dus de taxi hoefde niet voor iets uit te wijken. Het viel mij op dat de taxi een uitwijking maakte. Ik heb gekeken hoe het met de fietser ging. De afstand tussen mij en de plek waar de taxi op de fietser inreed was ongeveer tussen de vijf en tien meter. Ik had vrij zicht. (..)
De jongen kon in ieder geval niet normaal blijven fietsen doordat de taxi hem of heeft geraakt of in ieder geval zo reed dat hij wel moest vallen.”
(vii) Een op 26 januari 2012 bij de politie afgelegde verklaring van de verdachte, voor zover inhoudende:
“Ik ben hem achterna gegaan. Ik ben achter de fietser aan gereden. Halverwege de Kattenhage zag ik hem en ben ik naast hem gaan rijden. (...) Ik zag dat hij tegen de stoeprand aan kwam en ten val kwam. Ik ben doorgereden. (...) Natuurlijk, als ik daar niet had gereden was hij niet gevallen.”
(viii) De op de terechtzitting in hoger beroep van 5 augustus 2015 afgelegde verklaring van de verdachte, voor zover inhoudende:
“Ik kwam met hoge snelheid aanrijden, om hem bij te halen. Ik ging met gelijke snelheid naast de fietser rijden. Ik zag hem vallen. Nadat ik even was gestopt, ben ik doorgereden. Ik ben 150 meter verderop wel gestopt en uit de taxi gestapt. Ik heb gekeken of ik schade had.”