Conclusie
3.Het eerste middel
Rechtmatigheid bewijsgaring
Parket bij de Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een gewapende woningoverval die plaatsvond op 11 maart 2014 in Wijhe, waarbij twee hoogbejaarde broers het slachtoffer werden. De verdachte is door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden veroordeeld voor meerdere feiten, waaronder diefstal met geweld en mishandeling. Het hof heeft de verdachte een gevangenisstraf van zeven jaren opgelegd, met aftrek van voorarrest, en heeft de vorderingen van benadeelde partijen toegewezen. De verdachte heeft cassatie ingesteld, waarbij zijn advocaat drie middelen van cassatie heeft ingediend. Het eerste middel betreft de motivering van de bewezenverklaring van de feiten in de strafzaak, waarbij de verdediging aanvoert dat de bewezenverklaringen onvoldoende zijn gemotiveerd. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte de feiten ondubbelzinnig heeft bekend en dat de motivering van de bewezenverklaring toereikend is. Het tweede middel richt zich op de motivering van de bewezenverklaring van de woningoverval, waarbij de verdediging stelt dat er onvoldoende bewijs is voor de aanwezigheid van het DNA van de verdachte op de schoenen die bij de overval zijn aangetroffen. Het hof heeft echter verschillende bewijsmiddelen in overweging genomen en heeft de bewezenverklaringen gemotiveerd. Het derde middel betreft de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase, maar aangezien de voorgaande middelen falen, heeft de verdachte onvoldoende belang bij dit middel. De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep.