ECLI:NL:PHR:2018:1243
Parket bij de Hoge Raad
- A.J. Machielse
- Rechtspraak.nl
Intrekking van hoger beroep en gevolgen voor de ontvankelijkheid in cassatie
In deze zaak gaat het om de intrekking van een hoger beroep door de verdachte, die op 18 mei 2017 aan de griffie van de rechtbank een bijzondere volmacht heeft overgelegd om het hoger beroep in te trekken. De verdachte was eerder door het gerechtshof Den Haag op 2 juni 2017 veroordeeld voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en had cassatie ingesteld. De advocaat van de verdachte heeft aan de griffier van het hof medegedeeld dat het hoger beroep was ingetrokken, maar het hof heeft dit niet erkend en heeft verstek verleend. De Hoge Raad heeft in cassatie geoordeeld dat het hof ten onrechte de zaak heeft behandeld, omdat de intrekking van het hoger beroep rechtsgeldig was. De conclusie van de Hoge Raad is dat het hoger beroep tijdig is ingetrokken en dat het hof de zaak niet had mogen behandelen. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof en verstaat dat het hoger beroep is ingetrokken. Dit arrest heeft ook implicaties voor de samenhang met een andere zaak (17/01837) die betrekking heeft op dezelfde verdachte.